Inrichtings- en beheers- voorstellen. Blauwborst haanrietzanger, de blauwborst, de braamsluiper en de ransuil. Van de broedvogels staat de grasmus, ook hier voorkomend, op de lijst van met uit roeiing bedreigde soorten (deze lijst is opgesteld in 1985 door het Ministerie van Landbouw en Visserij). Daarnaast strijken in winter- en trek- tijd veel vogels neer in het struweel om voedsel en rust te zoeken. Het gebied vormt onderdeel van een gestuwde trekroute, waardoor er grote re aantallen vogels zijn aan te treffen dan in overeenkomstige gebieden in het binnenland. Daarnaast gebruiken vogelsoorten, die hun broedgebied naar het noorden willen verleggen, een gebied als de Groedse Duintjes als een soort steunpunt. Een voorbeeld hier van is de cettis zanger, die zich hier t.o.v. de rest van het land vrij snel ves tigde en er het langst stand hield. Naast het struweel voert het rietmoe ras een aparte aantrekkingskracht uit op speciale vogelsoorten. Hierin broe den n.l. de kleine karekiet en de bos- rielzanger. In het riet bevindt zich 's winters regelmatig een slaapplaats van de blauwe kiekendief (tot 8 exempla ren) en in het struweel roesten ransui len (tot 12 exemplaren). De Groedse Duintjes stonden vanouds bekend als een voortplantingsplaats van de zeldzame boomkikker. Het is echter al weer enkele jaren geleden, dat er roepende kikkers zijn gehoord. De voortplantingsplaats was destijds een put onder aan de voet van de zui delijke dijk ter hoogte van het Paviljoen. Deze put is nu vrijwel ver dwenen en niet langer geschikt; evenwel zijn na de dijkwerken een drietal andere drinkput ten aangelegd. Daarnaast zijn in het afgelopen voorjaar klei ne - en kamsalamanders aangetroffen in het uiterst zuidoostelijke gedeelte van het gebied. Na de deltawerken resteert er van het gebied nog ongeveer 2/3 van de oor spronkelijke oppervlakte. Vooral het verdwijnen van de overgang van helm- naar duindoornvegetatie is een verlies te noemen. Deze kan zich op termijn echter weer herstellen. Bovendien vindt er nu in het gebied een duidelijke scheiding van functies plaats. Vanuit het oogpunt van de' natuurbescherming lean dit samen met het uitvoeren van een gericht natuur beheer, een winstpunt betekenen. Natuurbeheer kent een tweedelige doelstelling, n.l. het bevorderen van allerlei natuurlijke processen en het behoud van sterk bedreigde soorten in een gebied. Natuurbehoud staat natuurlijk voorop in een natuurgebied; daarnaast kan gekeken worden in hoe verre recreatief medegebruik tot de mogelijkheden behoort. Voor de Groedse Duintjes betekent dit. dat bij de inrichting de volgende doelstellin gen centraal staan: - het handhaven en verder tot ontwik keling brengen van een gevarieerde duinvegetatie met een accent op het zeldzame duinvallei-type - het handhaven van de (broed)vogel- functie van het gebied, vooral voor de aan struweel gebonden vogels - het herstellen van de voortplantings functie van het gebied voor amfi bieën en met name voor de boom kikker - het in goede banen leiden van de recreatie De waarde van het terrein voor de plantengroei wordt vooral bepaald door de kalkrijke duinsituatie, waarin zoetvochtige moerassige delen en hogere en dus droge, zandige delen voorkomen. Met name de moerasve getatie, die nu vooral wordt gedomi neerd door riet, zal zich kunnen ont wikkelen tot een waardevolle en orchi- deerijke vegetatie van een duinvallei. Hiervoor is het nodig, dat het riet jaar lijks in het najaar of de winter wordt gemaaid en afgevoerd. Om voor riet vogels de broedfunctie te kunnen handhaven, kan jaarlijks een strook riet blijven staan. In het oostelijke deel kan eveneens het rietland gemaaid worden. In het oostelijk deel kan eveneens het rietland gemaaid worden. Door boven dien de wilgenopslag terug te dringen kan de duinvalleivegetatie worden ver groot; dit kan gerealiseerd worden, door de wilgen tot maaiveldhoogte af te zagen en vervolgens in het jaarlijkse maaibeheer mee te nemen. Als toe gangsweg naar dit rietland kan een bestaande verhoging in het terrein gebruikt worden, zodat een ontsluiting in noordelijke richting ontstaat aan sluitend aan het fietspad. Voorwaarde voor de ontwikkeling van een waardevolle plantengroei is, dat het huidige grondwaterpeil gehand haafd blijft. Verlaging van de waters tand betekent, dat het rietland zal ver ruigen en dat brandnetels en distels opslaan. Een ander voorwaarde is een goede waterkwaliteit; om dit te reali seren moesten de bestaande horeca- vestigingen worden aangesloten op de riolering. Lozing van afvalwater, waardoor eutrofiëring ontstaat, Sprinkhaanrietzanger 7

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1992 | | pagina 9