n< De Hooge Platen op stelten. Het is weer zo ver. Als u dit leest, is het al voorjaar in de polder, de kreken en zelfs in uw achtertuin. Op de Westerschelde ook, maar daar is dat niet zo goed te zien. Kokkels, mossels en nonnetjes hebben hun voortplan- tingsprodukten al in het het onrustige zilte water gemikt en de larven zwe ven rond op zoek naar een definitieve plek om zich in te graven en een schelpskelet te vormen. Haring en sprot hebben de paaiplaatsen in het Kanaal al weer verlaten en de nieuwe generatie is met behulp van de getij- stroom op weg naar het Nederlandse kustgebied. De larven matamorfoseren onderweg en aan het einde van mei bereiken ze de voedselrijke Westerschelde, waar ze de hele zomer blij ven en snel in gewicht zullen toenemen. De wulpen zijn al ver trokken naar de duinen en de heide en de scholeksters volgen snel; ze verruilen de smakelijke eiwitrijke kokkels voor regen wormen. De kokmeeu wen hebben hun bivak muts al opgezet en hebben hun plekje, hun partner en hun buren op de schorren van het Zwin al weer opgezocht. In het vloedmerk zien we kleine kiem- plantjes met grote zaadlobben; dat is het zeeraket en het is onvoorstelbaar, dat ze aan het eind van de zomer tot miniatuur-struiken zijn uitgegroeid. Ze doen hun naam eer aan. Maar het voorjaar op de Westerschelde begint niet met wat we zien, maar vooral met wat we horen. Een geluid dat uitstijgt boven de bran- dingsgolven, zelfs scheepsmotoren overstemt. Ongepolijst, en vol bewe ging, het perfecte evenaren van de ele menten. Het is nog onzichtbaar, maar het wordt talrijker; het lijken wel stemmen uit de puberteit. Het is geroep en het gaat maar door, over en weer, de één na de ander: een interes sant gesprek zeker. Het beweegt, voor bij Breskens gaat het, daar zijn er al meer en alsof door een magneet aan getrokken, komen ze naar die plek. De decibellen nemen toe, het tempo ook, de pauzes verkorten. De snelheid ver mindert en gekomen vanuit de lege grauwheid van lucht en water staan ze daar ineens op het slik. Met veel kabaal, nu onophoudelijk; een orkest van ongesmeerde karrewielen. Nu kunnen we ze zien, helder wit. De grote stems zijn terug. Zijn ze van morgen vertrokken van het strand van lie de Bordeaux, de slikken van het Pare du Marquenterre of de monding van de IJzer? Of hebben ze de hele afstand van West Afrika naar de Noordzee in één etappe afgelegd? Later zullen de ranke visdiefjes volgen en ook de fragiele dwergsterns en dan is de heksenketel compleet. Een winter van luieren en vissen in Guinee Bissau zit er op; er moet nu weer gewerkt worden. Dit natuurfenomeen speelt zich af vanaf half april aan onze stranden. Sterns slapen gezamenlijk in groepen. Ze zoeken een partner. Hoe meer er neerstrijken, hoe actiever de groepsle den worden. Kopschuddend en para derend, net als discotheekbezoekers. Ze jutten elkaar op; sociale inductie heet dat in het jargon. Half mei zijn ze zover en voldoende aangesterkt om een legsel van één of twee eieren in het met grassprieten doorboorde blote zand van de Hooge Platen te depone ren. Gelukkig maar dat ze zo lang doen over de voorbereidingen, dan hebben wij nog even de tijd om de broedplaats te stofferen. De winterstormen hebben veel zand van de Bol meegenomen en er is nogal wat schade toege bracht aan de stuif- schermen en het zand- zakkendijkje. Dit zand moet weer terug om de stems dat kleine beetje zekerheid te geven, nodig om de dreiging van een inci dentele uitschieter van een hoog zomertij te kunnen trotseren. Dat kleine beetje zeker heid is voldoende voor hen om de Hooge Platen te verkiezen als broedplaats boven zoveel ogenschijnlijk betere plaatsen. Dat moeten we koesteren en in ere houden Ook dit jaar doen we wederom een beroep op uw vrije tijd en uw hulp; op 17 en 18 april gaan we weer aan het werk op de Hooge Platen, zoals we dit al jaren doen: spitten, sjouwen en bou wen. Met de boot van Het Zeeuwse Landschap, de Tadorna, vertrekken we om 09.30 uur uit de Handelshaven van Breskens en we zijn daar om 16.00 uur weer terug. Voor meer informatie kunt u bellen: 01172 - 1809 René Beijersbergen. Breskens. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1992 | | pagina 7