HET LEVEN OP DE ROTSKUSTEN VAN DE WESTERSCHELDE Inleiding Westerschelde Waardering Er leeft van alles op de dijkglooiingen langs de kust. Zeeëiken, knots- en darmwieren, zeepokken, alikruiken (kreukels), zelfs Japanse oesters. De mooiste begroeiingen langs de Westzeeuwsvlaamse kust zijn gevon den bij Breskens. Dit blijkt uit een inventarisatiedie in opdracht van Rijkswaterstaat werd uitgevoerd. De dijkglooiing van de jachthaven en de be stortingen in de veerhaven ken den de meest gevarieerde flora. Kenden wel te verstaan. In de veerha ven zijn de wieren verwijderd en is de hele oever onder de gietasfalt gestort. Dit gebeurde in opdracht van Rijks waterstaat, die de veerhaven beheert. Ook een andere fraai begroeide plek dreigt te verdwijnen. De begroeiing vcm de dijkglooiing van de jachthaven zal cle voorgenomen uitbreiding van de jachthaven niet overleven. De materiaalkeuze van de nieuwe jacht haven zal bepalen of de wieren korst mossen en schelpdieren weer kunnen terugkeren. Door het Bureau Waarden burg is in 1990 een ecologische inventarisatie uitgevoerd naar de oevertypen en levensgemeenschappen op de harde ondergrond van de dijkglooiing en bestortin gen langs de oevers van de Westerschelde. De inventarisatie vond plaats in opdracht van Rijkswaterstaat. De opdracht is voort gekomen uit het waterhuishoudkundig beleid voor de jaren 1990-1994. De verbetering van de oeverzone in ecolo gisch opzicht is een belangrijk onder deel van dit beleid. Het is de bedoeling om hier en daar maatregelen te treffen die de natuurwaarden van de oevers vergroten, zonder dat het onderhoud veel duurder wordt. Dat is ongetwij feld de eis van de waterschappen, want die beheren de dijken langs de Westerschelde. Voor een beschrijving van de levens gemeenschappen op de dijken heeft Bureau Waardenburg de Oosterschel- de als voorbeeld genomen. De Oosterschelde staat bekend als een gebied waar de dijkbegroeiing erg mooi is geworden. Dat heeft te maken met de uitstekende waterkwaliteit en het feit dat deze zeearm redelijk beschut ligt. In de periode 1983-1990 is de Oosterschelde uitvoerig onder zocht. Dit onderzoek resulteerde o.a. in het beschrijven van verschillende typen begroeiing. Elk type staat dan voor een bepaalde soortensamenstel ling, zodat ook elk type een bepaalde waardering kan krijgen. Voor het onderzoek van de oevers van de Westerschelde was minder geld beschikbaar. De nadruk van het onder zoek lag dan ook op het verzamelen van zoveel mogelijk veldgegevens. De hele Westerscheldekust werd onder zocht. Als oostelijke begrenzing is de Belgische grens bij Doel aangehou den. Als westelijke begrenzing Het Zwin en Westkapelle. De totale oever lengte bedraagt ruim 178 km (90 km zuidoever en 88 km noordoever) Voor zover mogelijk is elk dijkvak in beschouwing genomen. Behalve de zeewerende dijken zijn ook een aantal havendammen onderzocht. Kleinere strekdammen die dwars op de dijk staan, zijn buiten beschouwing gela ten. Dat is jammer omdat de paalhoof den tussen Breskens en het Zwin zodoende niet zijn onderzocht, terwijl ze vaak fraai begroeid zijn. De inventarisatie werd op de volgende wijze uitgevoerd. Per dijkvak is van een lijntransect tussen de bovenkant van de glooiing en de laagwaterlijn per 50 cm genoteerd welke levensgemeen schap aanwezig is. De beschrijving vond plaats aan de hand van de typo logie uit de Oosterschelde. Langs de Westerscheldekust deden zich afwij kende situaties voor. Vandaar dat de aanwezige soorten steeds werden genoteerd en de gemiddelde bedek king. Bij het noteren van de levensge meenschappen is tevens het substraat (basalt, kalksteen, asfalt e.d.) geno teerd. Op grond van de soortensamenstel ling, gemiddelde bedekking, het aantal en typen levensgemeenschappen is aan elk dijkvak een waarde toegekend. Zowel aan de glooiing als aan de kreu- kelberm is een waardering toegekend. Er zijn daarbij 5 typen onderscheiden. De laagste waardering (type 0) gaat natuurlijk uit naar de dijkvakken waar geen begroeiing aanwezig is. Dat kan komen omdat er geen harde onder grond aanwezig is, bijv. bij een duin, of omdat de glooiing te hoog ligt ten opzichte van de laagwaterlijn. De types 1 t/m 4 lopen van marginaal begroeide dijkvakken tot dijkvakken met een min of meer complete zone ring van gemeenschappen. Van de totale lengte aan glooiingen is 30% niet geschikt voor de zogenaam de hardsubstraat-gemeenschappen. Hier bestaat de kustverdediging uit duinen, stuifdijken of geheel groene dijken. Het type 1, waarop slechts marginale begroeiing of een basisbegroeiing van zeepokken e.d. mogelijk is, beslaat 6

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1992 | | pagina 8