gen komen dreigend naderbij met de onvermijdelijke terugloop van de ren dementen. De afweging. Wij beraden ons als landinrichtings commissie en komen tot de conclusie, dat het huidige probleem in de land bouw voornamelijk een overschotpro bleem is, inclusief een aantal verve lende bijverschijnselen. In de aanloop hiernaartoe zijn nogal wat marginale, veelal laaggelegen gronden in produk- tie genomen. Daarnaast tekent zich in bepaalde delen van het gebied een gebrek aan opvolgers af, waardoor er op termijn toch aanbod van grond zal ontstaan. Dit alles overziend moet het o.i. mogelijk zijn, de belangen van zowel natuur als landbouw niet tegen over elkaar te zetten, maar in eikaars verlengde te leggen, om daarna in gesprek te gaan over eventuele proble men, die daarbij ontstaan. Ondertussen verschijnt het Natuurbeleidsplan met z'n Ecologische Hoofdstructuur. Een vrij ingrijpend plan, maar in ieder geval komt er duidelijkheid over de opper vlakten, over de begrenzingen en ook over de financiële mogelijkheden. Hoewel wij ons bewust zijn, dat ook hier en daar goede landbouwgronden ingeleverd moeten worden, gronden waarmee mensen zowel emotionele als economische banden hebben, besluiten wij als commissieleden, na waarneming in het veld hoe de Zeeuwse Uitwerking van het Natuurbeleidsplan zal uitpakken, om volledig achter de uitgangspunten van de Ecologische Hoofdstructuur te gaan staan en deze, zij het onder bepaalde voorwaarden, in de totale planvorming mee te nemen. Voorwaarden. Het is met het noemen van een aantal van deze voorwaarden, dat ik m'n bij drage wil beëindigen. Wij vinden dat: er in Nederland geen natuurbeleid gevoerd mag worden op kosten van de individuele boer; er zoveel mogelijk een afbakening dient plaats te vinden van gebie den waar de natuur zich kan ontwikkelen en gebieden waar econo misch landbouw kan worden bedreven; er werkelijk inhoud gegeven wordt aan de aangekondigde Commissie Nabuurschap, zoals dit bij de presentatie van de Zeeuwse Uitwerking NBP afgesproken is; er ook van natuurzijde enige inschikkelijkheid vérwacht mag wor den, als het gaat om kleine natuurelementen binnen de landbouw gebieden; er voor het beheer van de natuurgebieden, na goede wederzijdse afspraken, gebruik gemaakt wordt van mensen en diensten uit de landbouw, vanzelfsprekend tegen een redelijke vergoeding. E.J.M. Wijffels. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1993 | | pagina 5