Polderpeilen op Peil. Landinrichting Aardenburg. In de cyclus artikelen betreffende het landinrichtingsproject Aardenburg is achtereenvolgens de Landinrichtings- dienst, de landbouw en de natuur aan het woord geweest. Daaruit is al gebleken, dat het peilbeheer van het oppervlaktewater hét cruciale onder deel van het plan wordt. Alvorens als redactie een samenvat ting van de eerder verschenen artike len te maken, leek het een goede gedachte alsnog het toekomstige peilbeheer nader uit de doeken te doen. Hiervoor werd, met succes, een beroep gedaan op de vrije tijd van het voormalige hoofd technische dienst van het Waterschap Het Vrije van Sluis, die begint met een blik in de his torie. "Eens wordt de stek een boom", was één van de uitspraken van Prins Maurits toen hij honderden jaren gele den zijn voetstappen achterliet in het Westzeeuwsvlaamse vlakke land. Als we die uitspraak vertalen van hetgeen aan de realisering van waterbeheer- singswerken in het verre en recente verleden in onze regio is gedaan naar datgene wat in de toekomst in het kader van de ruilverkavelingswerken nog zal worden gerealiseerd, dan ont staat er een compleet beeld; dan zal de stek van het verleden de boom van de toekomst worden. Om een juist beeld te krijgen van de steeds veranderende benaderingen van waterbeheersing (over conservering van het polderwa ter werd in het verleden niet of nauwe lijks gesproken) dient eerst een kijkje te worden genomen in het verleden. Het Westzeeuwsvlaamse gebied is in de loop der eeuwen opgebouwd uit schor en slik; aldus werden door bedij kingen van deze schorren en slikken honderden poldertjes gevormd, die allemaal een eigen polderbestuur had den. Voor de afvoer van overtollig polderwater werden sluisjes gebouwd, waarbij echter de achterliggende pol ders volkomen afhankelijk waren van de voorliggende. De bestuurders van laatstgenoemde polders bepaalden dan of zij het overtollige water van de ach terliggende buurtgenoten wel of niet wilden ontvangen. Bij hevige regenval was er immers ook bij hen sprake van wateroverlast. Dat leidde soms tot hef tige discussies, waarvan de 'afhanke- lijken' dan de dupe werden. Creatieve geesten hebben voor deze onhoudbare situaties toch oplossingen gezocht en gevonden in de vorm van bundeling van krachten. Op de meest kritische plaatsen werd voor de afwatering van een wateroverschot een aantal uitwa teringsschappen gevormd, welke bestonden uit enkele samengevoegde waterschappen en polders. Het uitwa teringsschap van de Sluis aan de Wielingen is daarvan een van de bekendste voorbeelden. Maar toch In de jaren dertig, het decennium voor de Tweede Wereldoorlog, waren de afwateringsmogelijkheden in West Zeeuwsch Vlaanderen nog steeds slecht geregeld. Een aantal West Zeeuwsch-Vlamingen waren daarover erg ontevreden en waren het volkomen eens met mr. P. Dieleman, Gede puteerde van Waterstaatszaken in Zee land, die meende dat deze situaties niet langer te aanvaarden waren. Het werd tijd voor deze problemen defini tieve oplossingen te vinden. Dit alles leidde, onder hevige protesten van een groep ingelanden, tot concentratie van polders en waterschappen in het West zeeuwsvlaamse gebied. Krachtens een besluit van de Pro vinciale Staten van Zeeland van 22 januari 1941 vond, na een langdurige voorbereiding, een samenvoeging plaats van 76 kleine afzonderlijke pol ders en waterschappen in West Zeeuwsch-Vlaanderen en het water schap Het Vrije van Sluis werd opge richt. Het zou echter nog tot diep in de vijftiger jaren duren eer afwaterings plannen gemaakt konden worden voor het door oorlogshandelingen zwaar getroffen gebied. Onder leiding van het toenmalige hoofd van de techni sche dienst van het waterschap, ir. L. Uildriks, werd een allesomvattend sa neringsplan opgezet dat in de Alge mene Vergadering van 30 maart 1961 met slechts enkele tegenstemmen werd aangenomen. Intussen waren er in de vijftiger jaren wel verkavelingswerken ten behoeve van de landbouw in het gebied Eede- Aardenburg uitgevoerd, een en ander onafhankelijk van wat kort daarna in het kader van de waterbeheersing zou worden opgesteld. Het bovengenoemde saneringsplan, ook voor het gebied Aardenburg, was gericht op de landbouwkundige ont watering. Een van de uitgangspunten voor het waterbeheersingsplan ter plaatse was de bodemgesteldheid. De bodem van het onderhavige gebied wordt voornamelijk gekenmerkt door het Pleistocene dekzand in het zuiden naar de klei-afzettingen in het noor den. De polderpeilen, welke destijds bij besluiten van het waterschapsbe stuur zijn vastgelegd, gaan uit van beheersing van de grondwaterstanden en wel zodanig dat de depressies in 2

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1993 | | pagina 2