N.B. iedere stip op de kaart
stelt een put voor. De exacte
ligging van de put is echter niet
aangegeven, wel geeft de kaart
een beeld van het voorkomen
van putten in de verschillende
Zeeuwse regio's.
KAART 2: VERSPREIDING VAN VEEDRINKPUTTEN IN ZEELAND
Kaart 2: Verspreiding van veedrinkputten, geeft een overzicht volgens een inventarisatie in de periode 1980-1985 in
Zeeland, (bron: Provincie Zeeland, kaart samengesteld door de SLZ.)
De oorspronkelijke en primaire funktie van veedrinkputten spreekt vanzelf, maar omdat amfibieën zoals de boomkikker
voor de voortplanting zijn aangewezen op zoet water en omdat zoet water nagenoeg geheel beperkt is tot de in het vrij
intensief gebruikte kuituurlandschap voorkomende veedrinkputten hebben deze sekundair een zeer belangrijke funktie in
het voorkomen en voortbestaan van de amfibieën. Al het andere oppervlaktewater zoals kreken, kreekrestanten, polderslo
ten en grotere afwateringswerken bevat namelijk overwegend brak stromend water, weliswaar variërend tussen licht brak
en zeer brak, maar door het te hoge zoutgehalte ongeschikt als voortplantingsplaats voor de meeste amfibiesoorten. Daar
komt nog bij dat vele ervan deel uitmaken van afwateringssystemen, waardoor een goed ontwikkelde waterplantenvegetatie
ontbreekt en er veel predatoren aanwezig zijn, die er vrij spel hebben.
Vanouds liggen de veedrinkputten in de graslandgebieden en rond de bedrijfsgebouwen. In de grotere en aaneengesloten
graslandkomplexen lagen reeksen drinkputten op betrekkelijk korte afstand van elkaar. Door aanleg van waterleiding in
weilanden, vooral in jaren na de oorlog, verloren tal van drinkputten hun primaire funktie. Een nog veel groter verlies trad
op door de mechanisatie in de landbouw, waardoor de trekpaarden van de boerderijen verdwenen. Omdat Zeeuws-Vlaan-
deren voornamelijk uit akkerbouwbedrijven bestond, werden de meeste weilanden en drinkputten overbodig. Daardoor
bleef onderhoud achterwege en trad verval op. Vaak werden de putten volgestort met grondoverschotten en bedrijfsafval
(kaf, overtollig hooi en stro. schoonsel uit sloten en dergelijke). Door waterbeheersingswerken kon het polderpeil in de
hand worden gehouden met als gevolg dat een zeer groot areaal weiland, vooral de laatste 10 jaar, werd omgezet in bouw
land. De aanwezige drinkputten werden daardoor niet alleen overbodig, het werden storende elementen in de akker en daar
om werden ze veelal dichtgeploegd of anderszins gedempt. Voorzover ze mochten blijven liggen, bleef in veel gevallen het
onderhoud achterwege, waardoor ze dichtgroeiden (verlandden) of zijn ze door peilverlaging minder aantrekkelijk gewor
den voor amfibieën.
Het direkte gevolg voor de amfibiefauna was dat de vooitplantingsmogelijkheden drastisch afnamen. Dit klemt des te meer
omdat veel amfibieën een grote plaatstrouw hebben ten aanzien van de eenmaal gekozen paaiplaatsen. Ze zijn hierdoor niet
in staat om direkt een andere plaats te kiezen als de vertrouwde put er niet meer is.
Een andere bedreiging is het verdwijnen van geschikt landbiotoop voor de boomkikker.
11