Hf
Eventueel kan het aktieplan en het gewenste aantal putten in een bepaald gebied op basis daarvan worden bijgesteld.
Het is bovendien dringend gewenst na te gaan voor welke andere gebieden in Zeeuws- en Belgisch-Vlaanderen een derge
lijk aktieplan nodig is.
3.3. Instrumentarium
Vanuit het rijks-, het provinciaal en het gemeentelijk beleid biedt het planologisch kader verschillende mogelijkheden voor
het bestemmen van een bepaald gebied. Vanuit het rijksbeleid zijn de belangrijkste:
de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, de Relatienota en het Natuur-Beleids-Plan. Deze plannen moeten vervolgens uitge
werkt of vertaald worden in het Streekplan van de provincie, de Bestemmingsplannen van de gemeenten, de
Landinrichtingsplannen van de landinrichtingskommissies of in geval van het NBP rechtstreeks naar doelgerichte projek-
ten. Ook het landschapsbeleidsplan van de verschillende West Zeeuwsvlaamse gemeenten is een instrument om landschaps
elementen t.b.v. amfibieën te bestemmen.
Konkreet kan, naast planologische bescherming van de betreffende gebieden, duurzame realisatie van het aktieplan op de
volgende manier gewaarborgd worden:
- Verwerving (voorzover dat nog niet het geval is) en beheer van de kerngebieden door een natuurbeherende instantie
(Stichting Zeeuws Landschap en Staatsbosbeheer), volgens de daarvoor bestemde regelingen.
- Uitbreiding van de kerngebieden d.m.v. natuurontwikkelingsplannen in het kader van de Relatienota, de uitwerking van
het Natuurbeleidsplan door de provincie, de landinrichtingsprojekten en de rijksregelingen. Ook deze gebieden moeten
dan vervolgens bij een natuurbeherende instantie worden ondergebracht.
- Realisatie van de verbindingszones in de landinrichtingsprojekten of door partikulieren. Ook ligt hierbij een verantwoor
delijkheid bij gemeenten en waterschappen.
- Reguliere inspanningen van de SLZ in de rest van de streek. Hierbij kan het nodig zijn de huidige omvang van de subsi
die bij te stellen.
- Het in het kader van de Relatienota aanwijzen van boomkikkerbiotopen als beheersgebieden, met daaraan gebonden ver
goedingen.
Voor partikulieren zijn er de volgende mogelijkheden om projekten daadwerkelijk te realiseren:
1. Uitvoering in het kader van een projekt achterstallig onderhoud, gefinancierd door het Consulentschap NBLF van het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, zoals dat reeds op betrekkelijk kleine schaal vanaf 1986 gebeurt.
2. Uitvoering in het kader van de subsidieregeling Onderhoud Kleine Landschapselementen van de provincie Zeeland.
Deze uitvoering ligt in handen van de Stichting Landschapsverzorging Zeeland. Deze is daartoe in staat gesteld door het
provinciaal bestuur van Zeeland. De SLZ schakelt voor het onderhoud meestal een loonwerker in en betaalt de kosten,
zonder verplichtingen voor de gebruiker. Deze regeling geldt overigens niet alleen voor geheel Zeeland.
3. Uitvoering in het kader van een vrijwilligersprojekt, gekoördineerd door de Stichting Landschapsverzorging Zeeland.
4. Uitvoering door de grondgebruiker of eigenaar, eventueel met subsidie (zie 1 en 2).
5. In relatienotagebieden (waarvoor een beheersplan is vastgesteld) kan het onderhoud worden opgenomen in de beheers
overeenkomsten. Deze worden afgesloten tussen de eigenaar/gebruiker en Bureau Beheer Landbouwgronden van het
Ministerie van Landbouw. Natuurbeheer en Visserij. Alleen partikulieren komen hiervoor in aanmerking. Voor een
periode van minimaal zes jaar wordt vastgelegd welk beheer moet worden uitgevoerd en welke vergoedingen daar tegen
over staan.
6. De provincie (i.e. de SLZ) heeft de mogelijkheid een langdurige onderhoudsovereenkomsl voor landschapselementen af
te sluiten. In Zeeuws-Vlaanderen betreft dat navolgende landschapselementen: knotbomen, hakhoutbosjes, meidoornha
gen, hooilanden, kleine wateren, bloemdijken (VOL-overeenkomsten).
In Vlaanderen zijn de mogelijkheden beduidend minder. Hier is men op dit moment nog voor 100% afhankelijk van de wel
willendheid van partikulieren om hun weilanden etc. amfibievriendelijk in te richten. Er zijn plannen om subsidiegeld ter
beschikking te stellen voor partikuliere projekten, maar van de grond gekomen is er nog niets.
De Zwinbosjes zijn reeds langer beschermd als "R: natuurreservaat of natuurgebied met wetenschappelijke waarde" door
het gewestplan (1977)(Wet op de Ruimtelijke Ordening) en door de definitieve rangschikking als landschap in 1983 in het
kader van de wet op de monumenten en landschappen.
De duinen en binnenduinrand van de Oude Hazegraspolder (het belangrijkste actuele boomkikkergebied in België), zijn in
het kader van het "Duinendecreet" definitief beschermd als "voor het duingebied belangrijk landbouwgebied" (besluit van
de Vlaamse regering van 16 november 1994) en voorlopig gerangschikt als landschap (september 1994) in het kader van de
wet op monumenten en landschappen.
22