len binnen een gebied en wel zodanig dat de streefpeilen, vastgelegd in hel peilbesluit zo dicht mogelijk worden benaderd. Als basis voor het tot nu toe gevoerde waterkwantiteitsbeheer gelden de wer ken die zijn uitgevoerd in het kader van het plan tot verbetering van de waterbeheersing in westelijk Zeeuwsch-VI aan deren in de periode 1965 - 1988. De waterhuishouding wordt in grote mate bepaald door de aanvoer van water via neerslag, kwel. effluent- en andere lozingen en de afvoer van water uit hoofdafwateringsgebieden via sluizen en gemalen te Cadzand, Nieuwe Sluis, Nummer Een en Nol Zeven. De hierboven genoemde hoofdafwate ringsgebieden zijn onderverdeeld in diverse afwateringsgebieden. waarin stuwgebieden zijn opgenomen. Vergunningen, registratieplicht, peil- besluiten en leggers zijn belangrijke instrumenten om de taken aanvoer, afvoer en berging van water uit te voe ren. Vergunningen. Om de waterstand in afwateringsge bieden te beheersen, mag alleen met een vergunning een vastgestelde hoe veelheid water in het afwateringssys teem worden gebracht of eraan wor den onttrokken. Deze vergunningen worden afgegeven op grond van de Wet op de Waterhuishouding. Registratieplicht. Bovengenoemde wet geeft ook gren zen aan waarboven geloosde of ont trokken hoeveelheden water moeten worden geregistreerd. Bovendien kan het waterschap meetplicht opleggen als er nauwkeurige gegevens over de lozing of onttrekking van water nodig zijn. Peilhesliiiten. Peilbesluiten regelen en handhaven vastgestelde waterstanden. In de zomer is de waterstand iets hoger dan in de winter. In de planperiode zal aan de hand van een planning een begin worden gemaakt met het herzien van peilbesluiten, een en ander in relatie tot landinrichtingsprojecten en overige werken, zoals die o.a. in het kader van gebiedsgerichte benaderingsprojecten worden gerealiseerd. Leggers. De leggers geven de afmetingen aan van de kanalen, waterlopen en sloten en kunstwerken. Bovendien worden in de leggers administratieve gegevens als de onderhoudsplicht opgenomen. De Polder praktijk. Nu over naar de praktijk in de polder, waarbij het waterschap het waterhuis- houdkundige systeem zodanig tracht te beheren, onderhouden en aan te passen dat een en ander geschiedt in afweging met ecologische aspecten en gebruiks functies. Het onderhoudssysteem is niet alleen gericht op de afvoer van overtollig water. In een vorig artikel is reeds ingegaan op het aanleggen van natuurvriendelij ke oevers die in samenhang met kavel- aanvaardingswerken in landinrich tingsprojecten met betrekking tot ver bindingszones en kreken zijn aange legd. In het kader van de onderhouds werken, die het waterschap middels een zogenaamd onderhoudsplan jaar lijks vaststelt, worden deze natuur- en vooral onderhoudsvriendelijke oevers steeds meer aangelegd. Voor de grote afwateringskanalen heeft het waterschap na inventarisatie van de onderhoudstoestand van de oevers van de grote afwateringskana len een plan van aanpak ontwikkeld dat voorziet in de aanleg van nieuwe oevervoorzieningen. De reconstructie van de oever c.q. het talud wordt voor de onderhavige kanalen en waterlopen vastgesteld na een integrale afweging. Bij (zwaar) begroeide taluds van waterlopen worden thans geen chemi sche bestrijdingsmiddelen (o.a. tegen rietgroei) meer toegepast. Ook het onderhoud aan bodem en taluds wordt slechts mechanisch, met korfmaaiers, in de periode september tot december uitgevoerd. Deze koerswijziging kan wel tot gevolg hebben dat in de zomerperiode op bepaalde locaties een extra mecha nische schoningsbeurt dient te worden uitgevoerd, terwijl de oogst op vele percelen nog niet van hel land is. Het bij de schoningsbeurten vrijko mende maaisel vormt een steeds groter probleem; er dient dan ook op korte termijn naar alternatieve verwerkings mogelijkheden te worden gezocht. U ziet dat ook een waterschap zich, als maatschappelijk orgaan, voortdurend moet aanpassen aan diezelfde maat schappij. Bram de Keuninck. 3

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1995 | | pagina 3