DE ONTWIKKELING VAN HET VOORLAND NUMMER EEN
bezien eind 1995, één jaar na de herinrichting.
Bijgaand verslag is de weergave van
de eerste inventarisatie van het buiten
dijkse Voorland van Nummer Een; het
geeft de resultaten weer van hetgeen
er in het beheersplan voor dit gebied
wordt bedoeld met monitoringsver-
slag"Nadat een deel van de begelei
dingscommissie in het terrein de resul
taten heeft opgenomen, is hierover een
verslag gemaakt door Yvonne van
Scheppinghe en Adrie Provoost.
Beheer en monitoring.
Het beheer van het nieuwste schorren-
gebied op het Voorland van Nummer
Een is in 1995 op natuurtechnische
wijze uitgevoerd. Bij de uitvoering
van dit beheer zijn de pachters van de
aangrenzende zeedijken ingeschakeld
voor een extensieve vorm van bewei
ding met schapen (door Raymond
Calon) resp. runderen (door z'n buur
man De Feyter). Ook is in 1995 voor
de eerste keer het geplande monito-
ringprogramma van het Voorland uit
gevoerd. Van april t/m september
heeft Awie de Zwart periodiek vogel
tellingen gedaan en in juli heeft
Geertje van der Krogt de vegetatie
opgenomen in een tweetal raaien en
vijf vierkanten (PQ's Tevens zijn de
uit het verleden bekende vegetaliege-
gevens verzameld en in de rapportage
verwerkt.
Uit deze eerste resultaten blijkt een
gunstige ontwikkeling van het gebied.
De vegetatie reageert duidelijk op de
nieuwe situatie. Langs de raaien is het
verloop van de vochtige, zoutminnen-
de schorreplanten via de drogere licht
zoutminnende planten naar de planten
van het zoete milieu duidelijk te zien.
De strook schorrevegetatie langs het
onderhoudspad is momenteel zo'n 10
meter breed, waarna er een overgang
naar een minder vochtig, enigszins zilt
vegetatietype komt. In de laagtes ont
wikkelt zich een vegetatie van het lage
schor die een regelmatige overspoe
ling met zeewater nodig heeft.
Het aantal van 135 vogelparen, ver
deeld over 14 verschillende soorten,
vond het gebied de moeite waard om
te broeden. Hieronder bevonden zich
een aantal interessante soorten zoals
Dwergstern (11 paar), Kluut (24 paar)
en Patrijs (10 paar). Nog eens 63 soor
ten zijn gesignaleerd toen ze voor kor
tere of langere tijd in het gebied ver
bleven. Uit de tellingen tijdens hoog
water bleek dat er gemiddeld zo'n
achtduizend vogels gebruik maakten
van het eiland als hoogwatervlucht-
plaats (HVP). Dit kon vooral vanuit de
vogelhut op uitstekende manier wor
den bekeken
Terreinbezoek.
Met een aantal leden van de begelei
dingscommissie is op 8 november het
Voorland bezocht, waarbij het gebied
geheel is doorkruist. Opvallend was de
vaststelling dat het gebied zo'n grote
dynamiek bezat. Ondanks dat de her
inrichting pas één jaar geleden plaats
vond, is er een duidelijke ontwikkeling
in de vegetatie waar te nemen. De kale
grond begint al flink benut te worden
waarbij vooral de schorreplanten rea
geren op de verschillende hoogtes. Dit
Dwergstern
komt vooral door een verschillende
mate van overspoeling met het zoute
water. De gegraven laagtes zijn van
verschillende diepte (20, 40 of 60 cm.
onder het maaiveld) wat in de vegeta
tie duidelijk terug te vinden is. In de
60 cm. diepe laagtes blijft een groot
deel van de tijd zout water staan waar
door plantengroei in eerste instantie
gehinderd wordt. De minder diepe
laagtes zijn droger en hier groeien dan
ook de planten die een regelmatige
overstroming met zeewater nodig heb
ben, zoals Zeekraal.
Begrazing.
Het verschil in beweiding met koeien
en schapen is duidelijk zichtbaar in de
vegetatieontwikkeling. In het door
koeien begraasde oostelijk gedeelte is
het gras tot een hoogte van 30 cm.
afgegraasd. Ook is de grasmat meer
open van structuur geworden. Dit
geeft ruimte voor andere planten. Tot
diep in het terrein komen tussen de
graspollen jonge exemplaren voor van
Schorrekruid, Zoutmelde en Lamsoor.
Meer in de richting van de dijk waar
het zout steeds minder van invloed is,
groeit o.a. Lotus tussen het gras.
Het door schapen beweide terrein
biedt een andere aanblik. Terwijl koe
ien de pollen flink afgrazen, knabbelen
schapen aan het taaie gras. Door hun
geknabbel is het gras hoger (60 cm.)
en ontbreekt de open structuur van de
grasmat. Normaal eten schapen de
totale vegetatie van een terrein zeer
kort. Omdat Strandkweek echter nogal
taai is, eten ze op het Voorland bij
voorkeur andere planten. Vooral bij
een soort als Zeekraal is dat duidelijk
te zien. Deze plant die in een aantal 20
cm. diepe laagtes is opgekomen, is
door de schapen bijna geheel afge
graasd. Voorlopig is besloten om het
begrazingsbeheer verder af te wachten
en b.v. nog geen maaiwerk uit te voe
ren.
De verwachting, dat het vee vooral op
de als hooiland gebruikte strook gras
langs de dijk zou blijven omdat dat
gras malser is, bleek ongegrond.
4