n) sublitorale sabellariariffen Sabellaria zijn een soort zandkokerwor- men. De naam zegt het zelf, ze bouwen een koker van zandkorrels en verblijven er constant. Ze zeven het water dat hen overstroomt of ze eten zand/slib. De kokers worden als orgelpijpen naast elkaar gebouwd en vormen a.h.w. kleine riffen. Grzimek vermeldt hierover: "Zo waren de kribben ten westen van Norderney in de jaren 1944/45 over een lengte van 60 m. aan weerszijden door zandkoralen omzoomd. Het rif van één enkele krib bestond uit ca. 75 miljoen kokers van wormen. Ze bleven er tot 1946 en zijn vermoedelijk ontstaan door een plotselinge zeer sterke ontwikkeling van larven, wat zelden voorkomt." In Duitsland zijn vele riffen verdwenen door visserij en dan vooral door visme- thodes die gepaard gingen met het omwoelen van het sediment. Er kan alleen herstel optreden als deze gebieden rigoureus voor visserij gesloten worden. 0) zeegrasvelden in getijdegebied Deze velden komen vooral in Duitsland voor en zijn zeer gevoelig voor bodem verstoring. Het is een belangrijk voed- selgebied voor de brandgans. Er is hier nog steeds sprake van een achteruitgang, waarvan de juiste oorzaak nog onbekend is. Men is dan ook onzeker over het ver der verloop. p) hoge schonennatuurlijk/semi- natuurlijk. Menselijke invloed, problemen. Er zijn drie categorieën waar de mens verstorend is opgetreden. Het zijn actu ele problemen en op het symposium in Norderney kon in feite alles tot deze drie herleid worden, namelijk vervuiling, verstoring en vernietiging van het leef milieu. 1) Vervuiling Vele rivieren monden uit in het Waddengebied, en zowel industrie als intensief bewerkte landbouwgebieden lozen vervuilende stoffen. De stikstoflo zing vormt wel het grootste probleem. Van het land wordt 6000 ton per jaar aangevoerd, terwijl er bovendien nog 260.800 ton uit zee komt. Men spreekt hierbij van primaire eutrofiëring. Dit houdt in dat door een overschot aan voe dingsstoffen de groei van de primaire voedselproducenten snel de hoogte in 12 schiet. Hiernaast kennen we secundaire eutrofiëring waarvan men spreekt als voedingsstoffen en in het sediment opgeslagen schadelijke stoffen opnieuw in de kringloop komen. Deze situatie doet zich bijv. voor bij stormen met tur bulente stroming, extreme hoogwater standen of verandering van zuurstofge halte. Het zijn vooral de kuststroken langs de Noordzee die hierdoor te lijden hebben. Het is trouwens een misvatting te den ken dat alle organismen profiteren van het hoge voedselaanbod: bepaalde soor ten varen er wel bij, andere juist weer niet. Zo zien we dat meercellige algen, vooral de groenalgen, enorm vermeerde ren, ten koste van bv. rood- en bruinal- gen. Dit leidt tot verstoring van het natuurlijk evenwicht: hogere organismen profiteren want ze zien zich plots ook voor een rijkere tafel geplaatst. Aan dit feest komt snel een einde, omdat het uit gebreid kunnen schransen een groter zuurstofverbruik met zich meebrengt. Dit leidt weer tot een toestand waarin tekorten ontstaan, vooral in het sediment waar enorm veel organisch materiaal aangeleverd wordt. Onder het slib ont staan zo dode gebieden die stijgen en aan de oppervlakte komen. Ze worden zwarte vlekken genoemd. 2) Verstoring van planktoncyclus In het kort volgt nog even het verloop van de planktoncyclus, de primaire pro ducenten: de onderverdeling wordt naar grootte van de organismen gemaakt: - phytoplankton zweeft vrij in het water; - microphytoplankton leeft in en op het wad en - macrophytoplankton bestaat uit meer cellige algen (rood-bruin-groen) en hogere bloeiende planten (zeegras) vastzittend aan substraat of sediment. Factoren die van belang zijn voor de produktie van plankton zijn de hoeveel heid voedingsstoffen (als fosfaat, stik stof, ammonium, silicaat), zonlicht, opgeloste koolstofdioxide, temperatuur, zoutgehalte en vraatdruk. In de winter is er geringe produktiviteil', er wordt weinig plankton gemaakt, want er is weinig zonlicht en de watertempe ratuur is laag. Er worden amper voe dingsstoffen verbruikt, terwijl er juist enorm veel aangeleverd worden. In de lente komt de zaak in beweging: eerst ziet men de kiezelalgen bloeien, daarna komen de flagellanten in actie, een ander soort phytoplankton. De keten wordt versterkt, men spreekt van bloom ing, een explosie aan organismen. Dit is een min of meer normale toestand. Wanneer door het overschot aan voedsel in het water de groei ongeremd voort gaat, komt men tot onnatuurlijke situ aties. In de zomer ziet men een constante bloei van algen, waaronder ook giftige soorten. Bovendien komt extra voeding vrij uit omdat er in het sediment allerlei omzettingen plaatsvinden. Zo werd in 1993 een record aantal cellen gemeten van het alom bekende algje "phaeocys- tis". Deze alge maakt bij afsterven een soort eiwit aan, verantwoordelijk voor het witte schuim in de branding en op de stranden. (100.000 cellen/liter) Ook verandert de verhouding tussen de verschillende soorten macroalgen. Roodalgen nemen af door vertroebeling, verhoogde stroming en waterbouwkun dige ingrepen en ook bruinalgen gaan sterk achteruit doordat zij hun vaste sub straat verliezen nl. de mossel. Groenalgen nemen toe en gaan ronduit woekeren. Sinds 1989 werden groenalgen soms

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1996 | | pagina 12