Voorjaarstrek bij Breskens in 1996: een samenvatting Zoals bekend ligt aan de basis van elke wetenschap het inventariseren van gegevens. Bij de vogels betreft het hier het verrichten van allerlei tellin gen. Onze eigen vogelaars inventariseren vele natuurgebieden in de streek en besteden hier erg veel tijd aan. De Telpost Nieuwesluis echter heeft min der aandacht, en onze vereniging prijst zich dan ook gelukkig dat een aantal bewoners van Walcheren een drietal maanden met een bijzonder vroege boot overvaren en deze taak overnemen. Deze tellers hebben zich verenigd in de 'Telgroep Breskens' en de volledi ge gegevens zijn opgenomen in een sinds kort verkrijgbare uitgave over het vogeltrekjaar 1996. In bijgaand artikel worden een aantal zaken uit deze uitgave voor U samen gevat. In het voorjaar van 1996 werd voor het zeventiende achtereenvolgende jaar de voorjaarstrek langs Breskens geregistreerd. Dit leverde een totaal op van 540.698 vogels verdeeld over 176 soorten. De echte zeldzaamheden lieten helaas verstek gaan en er werd slechts één nieuwe 'telpostsoort' ge zien (Witstuitbarmsijs; langsvliegend en dus niet aanvaard door CDNA). De aanhoudende koude in februari zorgde ervoor dat de tellers pas in maart naar de telpost kwamen. De eer ste bruikbare telling werd op 2 maart uitgevoerd, de laatste op 18 mei. Hoewel het weer lang niet altijd mee zat, werd tussen deze data op 62 dagen in totaal gedurende 311 uren geteld, een sterke verbetering ten opzichte van het in bijna alle opzichten matige 1995. Voor een verdeling van de uren per standaardweek zie onderstaande figuur. Het weer, en met name de wind, heeft een grote invloed op de passerende aantallen vogels, maar ook op de aan- of afwezigheid van tellers. Daarom hier een zeer globaal overzicht van het weer tijdens dit voorjaar. Voorjaar 1996. Maart De eerste week van maart werd geken merkt door zeer wisselvallig weer met vooral westelijke en noordelijke win den. Op 8 maart kwam er echter 'oost in de wind' en vérvolgens bleef de wind tot de 25e overwegend oostelijk. De temperaturen bleven echter nog onder de 10 graden. Vanaf de 26e tot het eind van de maand draaide de wind naar het noorden. De goede bezetting van de telpost gedurende de lange periode met oostelijke winden zorgde voor opmerkelijke resultaten. Getelde aantallen lagen voor tientallen soorten ruim boven de resultaten van eerdere jaren, terwijl de massale door trek van Vinken op de 21e meer exem plaren opleverde dan alle eerdere jaar totalen bij elkaar. April De noordelijke wind waarmee maart besloot, hield ook de eerste dagen van deze maand aan. Vanaf de 7e passeer den enkele frontjes vergezeld van regen. Vanaf de 13e kwam het weer onder invloed van een hogedrukgebied en draaide de wind naar gunstiger richtingen. Tot de 22e bleef het uit het zuiden tot oosten waaien en was er op een aantal dagen sterk gestuwde trek. maÉiiit 09 I O 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Vooral 14 en 15 april waren goede dagen met veel soorten en hoge aantal len. Na deze periode kwam in april alleen op de 27e de wind nog uit het oosten. Op alle andere dagen stond er een zuidwestenwind, meestal rond 4 tot 5 Beaufort. Deze ongunstige wind richting is de voornaamste oorzaak voor de terugval in teluren in week 17. Dankzij de goede periode in midden- april werden toch nog aanzienlijke aantallen trekkers geteld. Met name Bruine Kiekendief, Kneu, Graspieper en Boompieper waren goed vertegen woordigd. Mei De eerste dag van mei begon veelbelo vend met een zachte zuidoostenwind. Op 2 mei draaide de wind naar noord oost en bleef vervolgens tot de 18e hard uit noordelijke richtingen waaien. Vanaf 19 mei tot het eind van de maand was de wind zuidwest, meestal 4 Beaufort, en talrijke fronten passeer den, vergezeld van regen. Voor het eerst in jaren werd niet één Roodpootvalk, Wespendief, Bijeneter of Kraanvogel genoteerd. Ook het aan tal Grauwe Kiekendieven, Lachstems, Duinpiepers, Wielewalen en Ortolanen bleef sterk achter bij eerdere jaren. Niet alleen de aantallen van schaarse en zeldzame vogels waren laag. Traditionele mei-trekkers als Zomer- tortel, Gierzwaluw en Noordse Gele Kwikstaart lieten het vrijwel afweten. Noordelijke winden hebben echter ook een gunstig effect op de zichtbare doortrek van steltlopers. Normaal gesproken trekken deze op grote hoog te, ruim buiten beeld van de tellers. Vooral bij noordoostenwind met regen vliegen ze veel lager, en kunnen op sommige dagen zeer grote aantallen langstrekken. Dit jaar was dit effect goed te merken bij de Groenpootruiter en de Kanoet. Aantal getelde uren per standaard- week, Breskens, voorjaar 1996. In zwart de getelde uren vóór 12:00, in wit erna. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1997 | | pagina 12