Duinen - Vlindergebied
2
In het groei- en bloeiseizoen worden
we dagelijks geconfronteerd met
speels rondvliegende vlinders gete
kend en gekleurd in de mooiste kleu
ren. Vooral in de natuurgebieden kun
nen ze ongestoord hun gang gaan, en
als we straks de zon weer opzoeken en
in onze vrije tijd een natuurterrein
betreden, is het nuttig, en aangenaam,
iets meer te weten van deze vrije jon
gens (en meisjesAlle aanleiding dus
om in ons huisblad enige aandacht te
schenken aan deze schitterende voort
brengselen der natuur.
Duinen en dynamiek
De duinen langs onze kust vormen een
vrijwel aaneengesloten keten van
natuurgebieden. In oppervlakte beslaat
dit langgerekte gebied zo'n 2 van
het Nederlands grondgebied. Door de
zeer gevarieerde opbouw is dit land
schap. alhoewel klein in oppervlakte,
toch buitengewoon rijk aan planten en
dieren.
Ruim de helft van de Nederlandse
dagvlinders treffen we hier aan en van
de 'grotere' nachtvlinders (macro's)
neemt men in het duin zelfs ruim 2/3
van alle in ons land voorkomende
soorten waar. Voor de goede orde: in
ons land komen ruim 850 verschillen
de soorten voor!
Het duingebied is een dynamisch land
schap want ontstaan door kustaan-
groei, kustafslag en nieuwe duinvor
ming. Bovendien hebben we in Zee
land nog te maken met een kalkrijke
bodem, een plaatselijk hoge zeereep
en tot slot genieten we in ons land
waar het leven goed is van meer uren
zon dan waar ook in Nederland.
Het zijn allemaal belangrijke factoren
om te verklaren of te voorspellen
welke vlinders hier voorkomen, want
elke soort stelt eigen eisen aan het
leefmilieu. Sommige soorten zijn heel
kritisch en komen daarom maar in één
soort leefgebied voor. Om te weten op
welke plaats je welke vlinder kunt ver
wachten, moet je de specifieke eisen
van deze vlinders kennen.
Basiseisen
Enige basiseisen zijn:
- voedsel voor de vlinder (de aanwe
zigheid van een 'nectar'plant);
- voedsel voor de rups (de aanwezig
heid van een 'waard'plant);
- variatie in leefgebied en
- overwinteringsmogelijkheden.
Onder nectarplanten verstaat men
bloemen die bij duinvlinders geliefd
zijn zoals distel, braam, slangekruid,
duinkruiskruid, liguster en koningin-
nekruid.
De waardplanten kunnen zowel bo
men. struiken, kruiden als grassen zijn,
een rijke verscheidenheid dus, bijv.
viooltjes, Jacobs- en duinkruiskruid,
sporkehout, hulst, kattestaart, klimop
en struikheide.
De genoemde noodzakelijke variatie
heeft te maken met het feit dat vlin
ders graag in een omgeving verblijven
die bestaat uit planten van verschillen
de hoogte, terwijl ook de aanwezig
heid van hier en daar een open stukje
gewaardeerd wordt. In zo'n omgeving
kunnen ze zich namelijk gemakkelijk
oriënteren.
Tevens gebruiken vlinders bepaalde
structuren in de vegetatie om een part
ner te vinden.
Tot slot noemden we de overwinte-
rin gsmogeliikheden als belangrijk punt
voor de vlinder. De wijze van over
winteren verschilt per vlindersoort. De
•ene soort overwintert als eitje op een
tak, of als rups in de vegetatie, als pop
of als vlinder in winterslaap.
Elke soort stelt daarbij zijn eigen eisen
aan de overwinteringsplaats, waaruit
direct ook consequenties voor het
beheer voortvloeien. Om veel soorten
vlinders en andere dieren in de duinen
een kans te geven, is het dus van groot
belang dat binnen de duinvegetatie een
gevarieerd patroon aanwezig is.
De variatie in de duinen blijft echter
niet vanzelf gehandhaafd. Het open
zand groeit dicht en grasland heeft de
neiging na verloop van tijd te evolu
eren tot struweel.
Beheer
Om verruiging en struweelvorming te
voorkomen is begrazing een belangrij
ke beheersmaatregel. Begrazing ge
beurt gedeeltelijk door konijnen (die
komen uit zichzelf) terwijl men verder
met een extensieve begrazing door
runderen plaatselijk een goed resultaat
kan verkrijgen. De dieren zorgen er
voor dat de variatie wordt vergroot.
Sommige plaatsen worden door begra
zing kortgehouden, andere stukjes
worden door het vee minder gewaar
deerd waardoor deze verruigen, weer
andere worden door vertrapping op
nieuw open of worden met uitwerpse
len bemest, waardoor de begroeiing
toeneemt. In kleine of natte gebieden
bestaat het beheer meestal uit maaien.
Gefaseerd maaien heeft de voorkeur,
omdat je met éénmalig maaien tevens
eieren, rupsen en poppen meemaait,
hetgeen niet echt bevorderlijk is voor
de vlinderpopulatie.
Op vrij open stukken kun je bepaalde
plekken onbeheerd laten: zo kan een
ruigte of struweelbegroeiing ontstaan.
Na deze algemene inleiding zal ik in
een volgend artikel nader ingaan op de
in het duin voorkomende vlinders zelf.
Miriam Outermans.
Geraadpleegde literatuur:
Jan van der Made, Vlinders, juli 1994
Inge van Halder, Vlinders kijken.
Koninginnepage