De Groese Duintjes in 1996
4
In 1996 zijn in de Groese Duintjes
door leden van diverse werkgroepen
weer een groot aantal inventarisaties
uitgevoerd. Zo zijn de broedvogels,
planten, korstmossen, amfibieën en
dagvlinders genoteerd. In dit artikel
zal ik trachten het een en ander op een
rijtje te zetten.
Broedvogels.
De Groese Duintjes vormen een rijk
gebied voor een groot aantal broedvo
gels. Zo kwamen in 1996 38 soorten
tot broeden met een totaal van 143 ter
ritoria. Het grootste deel van de vogels
zijn ruigte- en struweelbroeders terwijl
een kleiner aantal typisch is voor riet
land.
De fraaie roodborsttapuit, karakteris
tiek voor halfopen ruigten, heeft in het
gebied met drie koppeltjes gebroed.
Minder schaarse soorten als winterko
ning (9 paar), kneu (9), fitis (9) en
heggemus (11!) waren de toppers.
De ransuil kwam evenals vorig jaar
weer tot broeden in het ondoordring
baar struweel.
Ten opzichte van 1995 waren twee
soorten nieuw: de sprinkhaanrietzan-
ger en Turkse tortel, elk met één paar.
Tevens verdwenen enkele soorten. Zo
was de dodaars, die vorig jaar nog
profiteerde van het langdurig onder
water staan van het hooiland, dit jaar
niet van de partij. Ook de grote bonte
specht, spotvogel en waterral lieten
het afweten.
Vegetatie.
Sinds 1994 wordt van het gebied een
volledige plantenlijst opgemaakt en
deze wordt nog elk jaar groter. In 1996
werden 234 soorten geïnventariseerd.
Opvallend was het herstel van de soor
tenrijkdom in de twee hooilandjes. De
twee voorgaande natte winters had het
hooiland langdurig (6 maanden) onder
water gestaan waardoor een deel van
de overblijvende vegetatie door zuur
stofgebrek was weggerot. Dit jaar, na
de eerste droge winter, trad een duide
lijk herstel op. Vooral het zompver-
geet-me-nietje (een éénjarige pionier)
veroverde in snel tempo de opengeval
len kale plekken. Voor een aantal
soorten zal het herstel van de langduri
ge inundatie (overspoeling door water)
pas over enkele jaren waarneembaar
zijn. Orchideeën bijvoorbeeld komen
pas in het derde jaar na kieming tot
bloei. Toch kwamen in het westelijk
hooilandje nog drie rietorchissen tot
bloei. De twee voorgaande natte jaren
was dat steeds maar één exemplaar
geweest. Daarnaast werden na twee
jaar afwezigheid weer een tiental
plantjes addertong (een soort varentje)
in het hooilandje aangetroffen.
Op een konijnegraasplaatsje is voor
het eerst vroege haver gevonden: een
miniscuul grasje dat alleen kan overle
ven als konijnen de overige vegetatie
frequent kort houden.
TOTAAL AANTAL GEVONDEN PLANTEN
SOORTEN VANAF 199k
250
200.
150-
100.
50
oj
9H 95 96
Korstmossen.
In de winter is een beperkte zoektocht
naar korstmossen uitgevoerd. Daarbij
zijn twintig soorten gevonden. Het
merendeel van de korstmossen (19
soorten) leefde op de schors van
bomen en struiken. Eén soort groeide
tussen de vegetatie. Voor de bastbe-
wonende korstmossen bleek de grau
we wilg het meest in trek. Op haar
schors werden in totaal 12 soorten
aangetroffen. Duindoorn was met
slechts twee soorten het minst bedeeld.
Zeer algemeen waren de ammoniak -
minnende soorten groot dooiermos en
fijn kroesmos. Minder algemeen maar
toch in redelijke aantallen komt het
ammoniakgevoelige eikemos voor.
Een andere gevoelige soort (zwavel
dioxide) is het sierlijke melig takmos.
Dit langharig mosje is vooral te vinden
op de sterk gegroefde bast van schiet-
wilg en witte abeel.
In de door konijnen kortgehouden ve
getatie groeit in grote aantallen het
gevorkt heidestaartje, een bodembe-
wonend rendiermosje.
Amfibieën.
Het afgelopen jaar zijn in het hele
gebied vijf soorten amfibieën waarge
nomen: gewone pad, bruine kikker,
boomkikker, kleine watersalamander
en kamsalamander.
De gewone pad, doorgaans stipt rond
de tiende maart terugkerend naar het
voortplantingswater, was dit jaar ruim
een maand verlaat. Late vorst en droge
oostenwind had de diertjes langer in
winterslaap gehouden. Pas op 10 april
werden de eerste padden bij het water
aangetroffen. Drie dagen later zijn in
de noordput 230 padden geteld. Hier
van was een groot deel gepaard. In alle
overige poelen werden slechts enkele
padden gezien.
De boomkikker werd voor het tweede
achtereenvolgende jaar gehoord, voor
het eerst op 19 mei. Enkele weken
later werden zeker één maar mogelijk
drie roepende mannetjes gehoord.
Eiklompjes of kikkervisjes zijn echter
nooit gevonden.
In alle drinkputten zijn kleine watersa
lamanders gevonden. Ook de nieuwe
Grasmus