Natuurontwikkeling in de Sophiapolder 10 De tijd staat niet stil, de klok tikt door; zo ook past de herinrichting van het landschap zich aan. Meestal niet ver der dan de politiek grootst gemene deler: het streven naar een schonere natuur, leefbaarheid voor iedereen en schoner water. Aangezien sommigen van mening zijn dat het teveel bij woorden blijft, pro beert men binnen de toegestane kaders de mogelijkheden uit te buiten door het nemen van initiatieven. Zo'n initiatief wordt hieronder be schreven door Willy Maenhaut, onder meer gebruik makend van gegevens van John Beijersbergen (provincie Zeeland). Even terug in de tijd. Herinneringen uit de eind 40-er en begin 50-er jaren gaan over kleinscha lige, natuurlijke en daarmee liefelijke landschapspatronen, kreken en kreek restanten. Deze situatie bleef bestaan totdat er halverwege de 60-er jaren een begin werd gemaakt met de eerste ver beteringen en aanpassingswerken van het ontwateringsysteem van het water schap. Dit leidde ertoe dat onregelma tige kavelvormen, laaggelegen weilan den met beplantingen, grillige waterlo pen, kreken en kreekrestanten, maar ook hoogstamboomgaarden rond de boerderijen werden omgevormd tot een rechtlijnig en voor economische doeleinden functioneel cultuurland schap. Hierdoor werd de grondwater stand aanzienlijk verlaagd en begon verdroging op te treden. Begin tachtiger jaren vroegen de geza menlijke landbouworganisaties een ruilverkaveling voor geheel West Zeeuwsch-Vlaanderen aan. Voor de uitvoering ervan werd het beheersge bied van waterschap Het Vrije van Sluis opgedeeld in een achttal ruilver- kavelingsblokken. Zo komt aan het be gin van de negentiger jaren de admini stratieve ruilverkaveling Sluis-Oost- burg in uitvoering, waarna achtereen volgens de blokken Breskens-Zuid- zande, Schoondijke en IJzendijke - Hoofdplaat volgden. De meningen over de ruilverkavelingen beginnen zich helaas te wijzigen, en naar het oordeel van de landbouw levert deze vorm van verkaveling voor de sector te weinig rendement op (ondanks het puur administratieve karakter). Boven dien zou er een te ruim oog (en een te ruime beurs) zijn voor het realiseren van natuurwaarden. Hierdoor neemt bij de agrarische sector de belangstel ling voor samenwerking duidelijk af. De stemming culmineert in de daarop volgende jaren in het afstemmen van de ruilverkavelingen van Biervliet en Aardenburg. Hoe nu verder Mede op aandringen van de natuur organisaties is van rijkswege het Na- tuurBeleidsPlan (NBP) opgesteld: via de provinciale overheden worden in 1994 diverse natuurgebieden aange wezen en wordt de Ecologische Hoofdstructuur vastgesteld. Er komt geld beschikbaar voor herstel van na tuurwaarden, waar deze de voorgaan de decennia duidelijk zijn verdrongen, verjaagd of verdroogd. De nieuwste bedreiging wordt veroorzaakt door de varkens: de verzuring. Het ingevoerde overheidsbeleid zorgde voor een voortvarende aanpak: reeds bij de planvorming voor ruilverkaveling Aardenburg was 300 ha, de helft van de voor deze verkaveling benodigde grond, verworven door de hiermee belaste Dienst Landelijk Gebied (BBL). Het rijksbeleid stelt dat deze gronden beschikbaar dienen te blijven voor de natuur. Na het afstemmen van de ruilverkave ling Aardenburg blijkt merkwaardig genoeg dat ook zonder ruilverkaveling verscheidene grondgebruikers bereid zijn tot het ruilen van in begrensde natuurgebieden gelegen gronden tegen goede landbouwgrond, die beschik baar komt uit de 'grondpot' van het BBL. De Sophiapolder De Sophiapolder ligt binnen de be grenzing van de Zeeuwse uitwerking van het Natuurbeleidsplan en heeft een oppervlakte van ca 90 ha. De oor sprong van het gebied ligt in een voor malige getijdengeul, de Passageule. Deze geul stroomde dwars door West Zeeuwsch-Vlaanderen van Cadzand richting Braakman. Talrijke dwarsgeu- len reikten daarbij tot in de zuidelijke dekzandgebieden. Langs deze getij dengeul werd kalkrijk zand afgezet, samen met jonge zeeklei. Na inpolde ring ontstond een landschap, dat al vrij snel door de landbouw in gebruik werd genomen. Hierbij werden de laaggelegen delen als grasland ge bruikt en kreeg het landschap een overwegend open karakter. Natuurdoeltypen Speciaal voor deze gebieden heeft de regio samen met de provincie en de Dienst Landelijk Gebied een inrich tingsplan opgesteld. Vanwege de po tenties van het gebied, gebaseerd op de hierboven omschreven opbouw, is gekozen voor een tweetal natuurdoel typen: enerzijds een schraal nat gras land en anderzijds een bloemrijk gras land. Deze twee typen zouden gereali seerd kunnen worden door het op nieuw profileren van een geulenstelsel en vervolgens door het voeren van een zelfstandig peilbeheer. Bij de uitvoering van het plan ziet het ernaar uit, dat op een subtiele manier 'werk met werk' gemaakt kan worden. Immers, in het kader van het project 'Duurzaam Veilig' is er de komende jaren een grote behoefte aan wegen- bouwzand. Wanneer dit betrokken kan worden uit de te ontgraven geulpatro nen, kunnen de voor natuurontwikke ling uit te voeren werken tot een mini mum teruggebracht worden. De inrichting Op de bijgaande situatietekening is de beoogde inrichting van de Sophia polder weergegeven; hierbij is reke ning gehouden met de volgende aspec ten: - Vrijwel de gehele polder heeft een kalkrijke zandbodem; deze zanderi ge ondergrond zal gedeeltelijk wor den afgegraven, waardoor een goede uitgangssituatie ontstaat voor het

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1997 | | pagina 10