Natuur Westerschelde verliezer De discussie over de verdieping van de Westerschelde bevindt zich in de beslissende fase. Het ziet er niet goed uit voor de grote natuurwaarden van de Westerschelde. Terwijl de bagger- schuiten af en aan varen en miljoenen kubieke meters fosforslak en mijnsteen ter verdediging van de geulwand in de Schelde worden gestort, zal er niet veel gebeuren om de natuurschade te compenseren. De natuurbescherming staat bijna alleen. Of zal de rechter het tij nog keren Inleiding Minister Jorritsma heeft op 17 decem ber j.l. haar standpunt kenbaar ge maakt aan de Tweede Kamer over het Natuurcompensatieprogramma Wes terschelde. Ze neemt in haar brief het advies over van de Commissie Westerschelde. De herstelmaatregelen stellen niet veel voor. De natuurorganisaties kunnen niet leven met dit standpunt. Het besluit van de minister werd op 19 februari in de Tweede Kamer behan deld. Conclusie: het Natuurcompen satieprogramma kan worden uitge voerd, maar de minister moet nog wel met de provincie overleggen om meer natuurcompensatie te realiseren. Standpunt minister Cruciaal in het advies van de Com missie Westerschelde is de constate ring dat het natuurverlies als gevolg van de verdieping niet is te kwantifice ren. Dit standpunt wordt dus door de minister gedeeld. Heel merkwaardig, omdat haar eigen dienst Rijkswater staat tot de slotsom kwam, dat als gevolg van de verdieping 280 ha na tuur verloren gaat. In de brief van de minister is dit getal overigens wel terug te vinden. Het probleem van dit standpunt is dat als niet duidelijk is welke natuurschade ontstaat, het ook moeilijk is om aan te geven welke om vang de natuurcompensatie moet aan nemen. Daar heeft de commissie van 'wijzen' het volgende op gevonden. Als criteria voor natuurherstel hanteert men het beschikbare geld 44 tot 88 miljoen) en de aanwezigheid van be stuurlijk draagvlak voor bepaalde maatregelen. Dit laatste betekent dat alleen die projecten in het advies zijn opgenomen, die door met name ge meentes en waterschappen worden ge steund. De minister heeft het advies van de Commissie Westerschelde overgeno men om het natuurherstelprogramma op te nemen in een bestuursovereen komst, waarin wordt afgesproken dat partijen (gemeentes, waterschappen, provincie, en de ministeries Landbouw Natuur en Verkeer Waterstaat) zich committeren aan de uitvoering van dit natuurcompensatieprogramma. Commentaar Het standpunt van de natuurorganisa ties is vooral gebaseerd op de nood zaak van volwaardige natuurcompen satie op de korte termijn. De bagger- werken zijn al in volle gang, dus er hoort op korte termijn ook een begin gemaakt te worden met de natuurcom pensatiemaatregelen. Dat is een ver plichting die voortkomt uit het verdie pingsverdrag, de wettelijke regeling uit het Structuurschema Groene Ruimte en de Europese Habitat-richt lijn. Centraal in ons commentaar staat dat de minister toch tot een kwantificering van het natuurverlies had moeten ko men, om hieraan de natuurherstel- maatregelen te kunnen toetsen. Geld en bestuurlijk draagvlak zijn geen toetsingscriteria, maar slechts bronnen van willekeur. In de brief van de minister wordt ove rigens wel gesproken over 280 ha, 'de voorspelde vermindering van het are aal ondiep water door de verruiming van de vaargeul'. Dit getal komt uit een studie van Rijkswaterstaat en het is eigenlijk het enige getal dat beschik baar is. Daar moet dan ook van wor den uitgegaan. Anders hadden er maar andere studies moeten worden uitge voerd of had een groep van deskundi gen een 'best professional judgement' kunnen uitvoeren. Wij hebben al eerder het standpunt ingenomen dat we voor de korte ter mijn afzien van ontpoldering als her stelmaatregel, omdat dit op te grote politieke en publieke weerstand stuit. Maar ontpolderen is wel de enige maatregel die één op één zou kunnen compenseren wat verloren gaat. Als ontpolderen wordt losgelaten, is een Plan-Tureluur-aanpak de 'second best' oplossing, oftewel natuurontwik keling langs de rand van de Wes terschelde. Dit levert kwaliteitsverlies op voor de natuur, zodat een extra op pervlakte ter compensatie van dit kwa liteitsverlies noodzakelijk is. Uitgaan de van de 280 ha verlies van ondiep water (ecologisch gezien een waarde vol biotoop in een estuarium als de Westerschelde), behoort de binnen- dijkse natuurontwikkeling minstens 400 ha te beslaan. Als we dit standpunt vergelijken met het voorstel van de minister wordt dui delijk dat we niet tevreden kunnen zijn. De benodigde oppervlakte wordt 1 Inlaag Rammekenshoek 2 Bescherming ZuSdgors 3 Inlaag Ooster-Zwakepolder 4 Broedgebied Hansweert 5 Veerhaven Krulningen 6 Inlaag Den Inkel 7 Veerhaven Perkpolder 8 Inlaag Margarethapolder 9 Broedgebied Temeuzen ^PpT MIDDELBURG GOES TERNEUZEN

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1997 | | pagina 2