Plantenonderzoek Groese Duintjes
In 1994 is door de plantenwerkgroep
van 't Duumpje voor het eerst een to
taallijst gemaakt van gevonden plan
tensoorten in de Groese Duintjes.
Sindsdien is dat ieder jaar herhaald.
De gegevens die hierbij zijn verkregen
worden onder andere gebruikt om te
beoordelen of het huidige beheer, be
staande uit extensieve begrazing door
koeien en hooibeheer, effectief is.
In navolgend artikel worden enkele
bevindingen opgesomd en toegelicht.
Natte winters.
Extreme weersomstandigheden kun
nen tijdelijk hun weerslag hebben op
de samenstelling van de vegetatie.
Zo leidden de zeer natte winters van
"93-'94 en '94-'95 ertoe dat de beide
hooilanden langdurig (oktober-juni)
kuitdiep onder water stonden. Door
het ontbreken van afwateringssloten in
het gebied zakte het waterniveau ui
terst langzaam. Zo was het in mei nog
niet mogelijk om getooid met laarzen
droog het hooiland te doorkruisen. De
ze langdurige onderdompeling van de
vegetatie veroorzaakte een grote sterf
te onder meerjarige planten. Een groot
deel rotte weg door gebrek aan zuur
stof. Echter niet alle méérjarige soor
ten verdwenen van het toneel. Som
mige planten zijn erop aangepast lang
durig hoge waterstanden te overleven.
Een voorbeeld daarvan is de Egelbo
terbloem. Bij onderdompeling begint
de stengel van het blad met de stijgen
de waterspiegel mee te groeien. Hier-
periode 1994 - 1997)
door maakt de plant zogenaamde drijf-
bladeren die de wortels onder water
moeten voorzien van de broodnodige
zuurstof. Dankzij deze truc wist de
Egelboterbloem zich tijdelijk uit te
breiden ten koste van de niet aange
paste planten. Toen eind juni het water
tot onder het maaiveld was gezakt,
bleken grote kale plekken in de vege
tatie te zijn ontstaan. Al snel ontkiem
den op deze maagdelijke gronden de
eerste pioniers. Nog hetzelfde seizoen
was een groot deel van deze open ge
vallen plekken opgevuld door het één
jarige Zompvergeet-me-nietje.
Rietorchis
Méérjarige soorten hebben meer tijd
nodig om hun verloren positie via zaad
ONTWIKKELING VAN HET AANTAL
PLANTENSOORTEN
IN DE PERIODE
1999 - 1997
250.
239
232
212
200.
195
150
100
50
0
99
95
96
97
te heroveren. Zo stonden in 1993 43
bloeiende Rietorchideeën in het weste
lijk hooiland. In het seizoen na de eer
ste onderdompeling liep het aantal te
rug tot drie. Het jaar daarop stond nog
slechts één exemplaar fier rechtop
maar met de voeten in het water. Na
de afgelopen twee droge winters heef:
de Rietorchis zich geleidelijk weten te
herstellen. In 1997 stonden weer 25
planten in bloei.
Dit herstel gold niet slechts de Rietor
chis maar ook vele andere soorten. Zo
ontwikkelde de soortenrijkdom van
het oostelijk hooiland zich van 35
soorten op het dieptepunt in 1994 tot
73 soorten in 1997.
Afnemende dynamiek
Een flink deel van de smalle duin
strook langs het fietspad raakt lang
zaam overwoekerd door Duindoorn.
Bij aanleg en inrichting van de huidige
verhoogde zeewering destijds is dit
deel volledig ingeplant met Helm. Nu.
meer dan tien jaar later, is van de
struise pollen die al wuivend de wind
trotseerden weinig meer over. Een
groot deel is als eerder gemeld ver
dwenen onder het oprukkend duin
doornstruweel en op de nog resterende
open plekken zijn de helmpollen veel
al aangetast en maken een schrale zie
lige indruk. Van nature is het meest
geschikte groeimilieu voor Helm aan
de zeezijde van de duinen. Hier heerst
een winderig klimaat met veel stui
vend zand. Dit maagdelijk zand bevat
nos weinig ziektekiemen die de Helm
12