Nog steeds hebben we iets met waterpeilen
10
In de afgelopen periode is de stand
van het water ook in dit gewest uitge
breid in de publiciteit geweest. Dit is
zeker niet verwonderlijkals je onder
je voeten de grond met alles wat daar
in of daarop staat letterlijk overspoeld
ziet worden.
Op zulke momenten komt in een groot
deel van de Nederlanders, en toch ze
ker van de Zeeuwen, het directe gevoel
met water weer boven. Afhankelijk van
het directe belang zijn bij velen deze
gevoelens op die momenten sterk emo
tioneel; het hemd is nu eenmaal nau
wer dan de rok.
En juist in deze tijd wordt er voor het
buitengebied gesproken over een aan
passing van het peilbesluit. Met de
kans van verkeerd begrepen te worden
nodigt dit toch uit om een poging te
doen in het nader verkennen van wat
nog ratio is dan wel emotie.
Voorgeschiedenis
Ieder die zich het ontstaan van dit
gewest voor de geest haalt, komt daar
bij de directe grens met het water dui
delijk tegen. Het eiland van Cadzand
en het vasteland van de Aardenburgse
zandgronden kunnen gezien worden
als de vooruitgeschoven posten van
waaruit steeds nieuwe acties onderno
men werden om land op de zee te ver
overen.
Mede dankzij de vroegere doorbraken
van de zee waren de doorvaart naar
Brugge en de Braakman de enige dui
delijke overblijfselen die aan de toe
stand van vroeger herinnerden. Een
alom aanwezig contact met het water
dus en de aanleg van beschermende
dijken rond de verschillende inpolde
ringen was voorlopig het sluitstuk ten
behoeve van het grondgebruik.
West-Zeeuws-Vlaanderen kenmerkt
zich sinds die tijd door een vrijwel
vlak polderlandschap, waarin het eni
ge reliëf veroorzaakt wordt door laag
ten, die ooit kreek waren, maar door
inpolderingen binnendijks zijn komen
te liggen, doorbraakkreken en dijken.
Ook heeft de ene polder wat langer de
kans gekregen om op te slibben dan de
andere.
Voor de lage gedeeltes waren er in de
oudheid niet meer dan beperkte ge
bruiksmogelijkheden. Tot in de vijfti
gerjaren was iedereen tevreden met de
relatief beperkte mogelijkheden van
een hierop afgestemd grondgebruik.
Voor akkerbouw leenden de gebieden
zich niet en men benutte de gronden
als weidegebied waar vee kon grazen;
toch werd dit als "normaal" be
schouwd.
Juist in deze gebieden konden zich de
grootste natuurwaarden ontwikkelen.
Door de vochtige omstandigheden
voelden amfibieën, vogels en een
groot scala aan wilde planten zich
thuis. Daar kwam nog bij dat door de
toenmalige manier van landbouw de
kwaliteit van het water (zonder kunst
mest en weinig gewasbeschermings
middelen) nog goed te noemen was.
De agrariër noemt de grond waarde
loos, de ecoloog kan zich geen betere
omstandigheden voorstellen.
Daarin schuilt dan al direct een ver
schil in interpretatie van de waarde
van dergelijke gebieden. Wat de een
marginaal gebruik noemt, noemt de
ander een» ideaalbeeld. Het is dan ook
logisch dat daar waar gronden puur
agrarisch in gebruik kwamen, er ge
streefd werd naar een forse productie
verhoging, verkregen door een veel in
tensiever grondgebruik, en dit leidde
tot een teruggang in natuurlijke cyclus
,en mogelijkheden. Mechanisatie en
kunstmest gaven de laatste stoot tot
ontwrichting van de ecologie. Zonder
ons hier in de discussie van nut en
noodzaak te mengen, kunnen we con
cluderen dat alle verschillen terug te
voeren zijn op de combinatie van
grondgebruik en bijbehorende water
peil.
Waterbeheersing
Het gebruik van het ingedijkte West-
Zeeuws-Vlaanderen, lager gelegen dan
de gemiddelde zeespiegel ging niet
vanzelf. Vanaf het begin heeft dit al
een grote verscheidenheid aan ingre
pen te zien gegeven, die nodig waren
voor de afvoer van de gevallen neer
slag. Een groot aantal zeesluizen - en
in later stadium gemalen - moesten in
staan voor een voldoende ontwatering
van de verschillende polders. Voor de
ontsluiting van het gebied werd
gebruik gemaakt van een stelsel van
landwegen, die om de begaanbaarheid
te waarborgen, meestal aangelegd
werden op de hogere delen zoals de
binnendijken. Voor de ontwatering lie
ten de polderbesturen een stelsel van
waterlopen aanleggen, waarbij zoveel
mogelijk de van oudsher laaggelegen
gebieden werden gevolgd. Voor het
goed en professioneel opzetten van
een ontwateringssysteem waren een
tweetal aspecten van groot belang: de
concentratie van polders en de uitvoe
ring van een waterbeheersplan.
Het eerste aspect, de concentratie van
polders, werd in West-Zeeuws-VIaan-
deren uitgevoerd in de oorlogsjaren; in