Paddestoelenexcursie in Bos van Erasmus 8 Zondag 18 oktober 1998. Een strak blauwe hemel met een lekker najaars zonnetje. Via idyllische dijken met knotbomen en dijkhuisjes fietsen we richting het bos van Erasmus. Als we aankomen, is de parkeerplaats nagenoeg leeg, slechts Eén auto staat geparkeerd. Naast het vehikel staat een echte natuurvorser, thermosfles in de hand en een linnen schoudertas over een groene waxjas. Het blijkt de gids te zijn die zich voorbereidt. Omdat wij ruim op tijd zijn, maken we nog een korte wandeling in het bos. Als we tegen tweeën terugkeren, is de parkeerplaats afgeladen. Vijfendertig belangstellenden staan gereed, een onverwachte ruime opkomst. Ook de gids, Cyriel de Smet, lijkt wat ge schrokken van de grote groep. In zijn welkomstwoord tracht hij nog enkele belangstellenden op andere gedachten te brengen door te vertellen dat het nu eigenlijk de verkeerde tijd is om pad destoelen te zoeken. September, dat is de maand. Dan is de paddestoelenflora op zijn mooist. Maar tevergeefs, van uit het achterland sluiten zich nog twee geïnteresseerden aan. In ganzenpas begeven we ons op de smalle bospaadjes. De paddestoelen dienen zich al snel aan. Er volgt een algemene uitleg over uiterlijke ken merken en leefwijze van de zwammen. Er vallen termen als mycelium, zwam- vlok, sporen en lamellen. Daar waar mogelijk worden ze op naam gebracht. Op de onvermijdelijke vraag omtrent de eetbare en giftige soorten stelt de gids ons gerust. In principe zijn alle paddestoelen eetbaar, sommigen ech ter maar één keer. Af en toe priemt de zon door het geha vende bladerdek en worden prachtige juweeltjes zichtbaar. Eén daarvan is de witte kluifzwam. Een witte soort met diepgegroefde steel en een hoed die door oververhitting deels lijkt gesmol ten. Terwijl de groep via de paden het bos doorkruist, schiet de gids veelvuldig links en rechts het bos in om terug te keren met een paddestoel. Tegen het eind van de rondgang ver laat het gehele gezelschap de gebaan de paden en volgt de zwammenspecia- list op zijn zoektocht in het donkere bos. Niet zonder succes. Een dode iepentak met tientallen exemplaren Judasoor wordt gevonden. De tak wordt opgetild zodat een ieder aan het oor kan voelen. Bij het terugleggen van de tak schiet er een klein beestje weg. Snel begeeft muizenspecialist Luciën Boerjan zich naar de plek waar het beestje verdween en trekt wat tak- mg; :£riTT- jf Eikelmuis ken en bladeren weg. Opgejaagd gaat het muisje ervandoor en verdwijnt al springend onder de bladeren. Het blijkt een eikelmuis, een nieuwe soort voor dit gebied. Een kleine opwinding maakt zich van de groep meester, die zich langzaam terug naar de parkeer plaats begeeft. Na ruim twee uur zijn we terug bij het beginpunt. Een ijverige notuliste meldt dat we die middag 24 soorten hebben gevonden. Voor de meesten een be wonderenswaardig aantal. De gids echter is minder tevreden. Hij had tij dens de tocht minstens honderd soor ten verwacht. Toch wordt de gids met een gemeend applaus bedankt, waarna iedereen langzaam richting huis ver trekt. De zon is al aardig gezakt en heeft voelbaar aan kracht ingeboet. Het was een gezellige en interessante middag en voor herhaling vatbaar, maar dan misschien in september? Karin Eekman en Awie de Zwart.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1998 | | pagina 8