Dagvlinders in de winter In de zomer, als de natuur in zijn volle pracht is, dartelen overal vlinders rond. Tegen het naderen van de herfst neemt hun aantal snel af en bij het begin van de winter is er geen vlinder meer te bekennen. Waar blijven deze prachtige insecten en hoe overleven zij de winter? Op deze vraag wordt in on derstaand artikel ingegaan. Voor vlinders is een temperatuur van minimaal 13 a 15 graden nodig om zich te bewegen. Om te kunnen vlie gen, moet de lichaamstemperatuur nog circa 10 graden hoger zijn. Hiertoe moet de vlinder op zoek naar een be schutte zonnige plek waar zij door de zon beschenen en opgewarmd worden tot de gewenste temperatuur. In het najaar, als de dagen korten en de temperatuur daalt tot onder de kriti sche waarde, is het vliegseizoen voor bij. De vlinders maken zich op voor de overwintering. Vlinders hebben een biologische klok die hen aangeeft dat de winter aan staande is en dat het tijd wordt om in winterslaap te gaan. Deze biologische klok is afgesteld op temperatuur en daglengte. Alleen temperatuur zou in verband met het soms grillige verloop ervan niet betrouwbaar zijn. Daglengte is wat dat betreft een betere leidraad. Zwartsprietdikkopje de Atalanta die overwintert rondom de Middellandse Zee. Andere soorten, zoals de Dagpauwoog en de Kleine vos, zijn echte thuisblij vers. Zij overwinteren eveneens als vlinder, maar trekken daarvoor niet naar het zuiden. Zij blijven min of meer ter plaatse en trekken zich terug op een veilige en rustige plek. Zo wor den vaak schijnbaar dode Dagpauw ogen aangetroffen in schuren, holle bomen en op zolders. Om te voorkomen dat deze vlinders ten prooi vallen aan de ijzige kou en doodvriezen wordt de samenstelling van het bloed veranderd. Het waterge halte wordt verlaagd en de suikers worden omgezet in eiwitten en glyco len. Door deze omzetting krijgt het bloed antivrieseigenschappen. volgroeide rups de koude periode in. Ze zitten dan, nauwelijks zichtbaar door de camouflagekleuren, tussen afgestorven grasstengels. Als de tem peratuur het toelaat, worden ze actief; als het te koud is, gaan ze in rust. De rupsen van het Bruin Zandoogje hou den zelfs helemaal geen winterstop en scharrelen hartje winter nog vrolijk rond in de dorre vegetatie. De meeste witjes, waaronder Groot Koolwitje, Klein geaderd witje en Knollewitje, trotseren de kou als co con. De bijna volgroeide vlinder zit dan opgevouwen in een beschermende verpakking (cocon) die hangt aan een stengel, boomstam of steen. Tijdens de eerste warme voorjaarsdagen zijn deze vlinders al snel uit de verpakking waardoor ze vroeg in het seizoen zijn waar te nemen. Specialisten Voor veel soorten is de wijze van overwinteren van levensbelang voor hun voortbestaan. Een duidelijk voorbeeld is het Oranje tipje. Deze neef van het Koolwitje is in onze streken zeldzaam, maar duide lijk te herkennen aan de oranje vlek ken op de bovenvleugels van het man netje. De rupsen leven op de Pinkster bloem en het Look zonder look. Twee planten die vroeg in het voorjaar beginnen te groeien en na de bloei snel afsterven. In de zomer is van deze planten al niets meer terug te vinden. Het is dus voor de soort van belang dat de vlinder al heel vroeg in het voor jaar, als de rozetten van de Pinkster bloem ontluiken, aanwezig is om de eitjes op de plant te kunnen afzetten. Door te overwinteren als cocon is dat mogelijk. De vlinder zit als het ware in de startblokken te wachten op het juis te moment. Awie de Zwart, november 1998. Literatuur: Bink. F.A, Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Antivries Om de barre omstandigheden van kou, vorst en sneeuw te overleven beschikt elke soort over zijn eigen tactiek. Glo baal zijn er vijf manieren om de winter te overleven. Een bekende tactiek is het vluchtge drag. De vlinder gaat op de wieken voor de naderende kou en zoekt de zuidelijke warmte op. Dit zijn de zo genaamde trekvlinders. De vlinder trekt dan aan het eind van het vliegsei zoen terug naar de geboortestreek van de grootouders. Daar worden de eitjes afgezet en groeit de nieuwe generatie op die in het voorjaar terug naar ons land keert. Deze overwinteringsgebie- den liggen vele honderden tot enkele duizenden kilometers van Nederland verwijderd. Een bekend voorbeeld is Rups Veel van de bij ons voorkomende soorten halen de winter als vlinder niet. Zij sterven aan het eind van het vliegseizoen en zijn voor een nieuwe generatie na de winter afhankelijk van hun eitjes, rupsen of poppen. Het Zwartsprietdikkopje, een zeer klein oranje vlindertje, brengt als ei de donkere maanden door. Deze worden in kleine groepjes afgezet tussen de verdorde bladeren van diverse gras soorten. Als na de winter de rupsen uitkomen, duurt het nog een poosje voor de eerste vlinders kunnen worden gezien. Pas eind juni verschijnen de eerste. Algemene soorten als het Oranje- en het Bruine Zandoogje gaan als bijna

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1999 | | pagina 8