(Phalaris arundinacea), Mannagras (Glyceria fluitans) en een enkele maal Zilte waterranonkel (Ranunculus bau- dotii) en Rode waterereprijs (Veronica catenata). Alg maakte in alle gevallen deel uit van de watervegetatie. Soms schaars en beperkt, soms alles over woekerend, inclusief de eiklompjes. Landbiotoop Als de Bruine kikkers het nageslacht veiliggesteld hebben, verlaten ze het voortplantingswater en trekken het land op. Daar houden ze zich graag op in ruigten. Tegen het vallen van de avond verlaten ze hun schuilplaats om op zoek te gaan naar voedsel. Dit be staat uit insecten, slakken, wormen en in principe alles wat verder in hun bek past. Ongeschikt Dijken, al of niet begroeid met knot- bomen en struweel, wegbermen, sloot- taluds, kreekrestanten, weilanden en boerenerven vormen het hele seizoen een goede uitvalsbasis. Helaas bestaat het grootste deel van de polder uit ak kerland. Dit is een groot deel van het jaar ongeschikt als landbiotoop. Een onbegroeide bodem, geen voedsel en geen beschutting. Pas tegen de zomer vormen de akkers met het gewas, tij delijk, een geschikt biotoop. Na de oogst heeft het biotoop haar geschikt heid abrubt verloren en trekken de kik kers zich terug in de marge. Conclusie Conclusies zijn uit dit onderzoekje moeilijk te trekken. Temeer daar het onderzoek op zichzelf staat. Er kan dus niet worden vergeleken met eerde re onderzoeken om een eventuele neergaande of opwaartse trend te ont dekken. De enige conclusie die kan worden getrokken is dat de Bruine kikker nog steeds aanwezig is en dat er voortplanting plaatsvindt. Awie de Zwart, juni 1999. Literatuur: Sparreboom, M., 1981. De amfibieën en reptielen van Nederland, België en Luxemburg. Balkema, Rotterdam. Lenders, H.J.R. et al., 1993. Waar nemen en herkennen van Amfibieën en Reptielen in het veld. RAVON, Nijmegen. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1999 | | pagina 7