Musters voor het Vlaemsch Erfgoed. Sjaak Herman Aangezien onze knotters in de lente niets te doen hebben, vond hoofd- knotter Sjaak tijd een stukje te schrijven over op welke wijze men het afkomend hout tegenwoordig weer benut op de wijze zoals men dat al honderden jaren gedaan heeft. In het winterseizoen wordt er door de knotwerkgroep geknot en gesnoeid. Bij het knotten komt nogal wat hout vrij: dik hout vindt altijd z'n weg naar de open haarden en houtkachels van onze deelne mers, maar met het dunne hout (rijshout) werden creatieve oplos singen gezocht. In de jaren '70 werd er de brand in gestoken, begin de jaren '80 werd er gesnipperd en gemusterd voor de haven van Zeebrugge. Daarna werd er bewuster mee omgegaan door het te verwer ken ter versterking van de natuurwaarden, zoals het aanleg gen van musterdvummen en hopen. Houtrikken In de negentiger jaren kwamen de zgn "houtrikken" in de mode, die een succes bleken. Overal zag en zie je ze verschij nen: het snoeihout wordt nu op een doelmatige, natuurvriendelij ke en decoratieve wijze verwerkt. Bakkersoven Een geheel andere manier van het verwerken van snoeihout is het maken van ouderwetse mus ters voor een traditionele hout gestookte bakkersoven. In 1998 vroeg de bakker van het Vlaems Erfgoed, Piet Brakman, of we hem musters zouden kunnen leveren en wel ca. 300 per jaar. Het leek nogal een opgave, die 300 stuks, maar het lukte. Alleen het vervoer zagen we niet zitten, totdat Johan Kesteloo aanbood ze belangeloos te vervoeren met trekker en wagen. De vergoeding van de bakker werd in natura geleverd: de knotploeg mocht ovenkoeken komen eten in de 'erreberge' in de Slikstraat. Achteraf bleken we ons toch wei verkeken te hebben op de tijd die we in het musteren staken; we dreigden niet rond te komen. Asielzoekers Onder het eten van ovenkoeken kwamen we op het idee asielzoe kers te vragen mee te doen, waardoor we wel in staat zouden zijn om zowel het een als het ander te doen. We namen con tact op met het asielzoekerscen trum en er bleken een 3-tal per sonen mee te willen doen: ze vroegen echter een vergoeding. Dit zou betekenen dat we de musters niet meer gratis konden leveren. Piet Brakman vond dit geen punt, zodat we afgelopen winterseizoen volop musters kon den maken. Met als resultaat een hoeveelheid van ca. 650 stuks, waarvan een deel door Petrus (van 't Westeinde) zelf gemaakt Knipsels Deze winter zijn de musters gele verd met daarin minstens 5 dikke stokken, de zgn. 'knipsels', zoals dat vroeger gebruikelijk was. Daarbij werden deze het eerst als een vlakke 'bodem' in het mus- terdpaard gelegd, omdat je, vol gens enkele oude zegslieden, dan een plat vlak krijgt en de musters niet wegrollen bij het optasten in de musterdvumme: je moet het maar weten (in uus gao'n a't regent!). Vervoer Met zo'n grote hoeveelheid zagen we ons wederom geplaatst voor een vervoersprobleem: met trekker en wagen bleef je rijden. "Helemaal geen probleem", zei Johan Kesteloo," geen hemug- gel, we nemen toch m'n vracht wagen met afzetbak." Per rit konden zo ca. 200 musters ver voerd worden, zodat 3 keer "gemend" is en nog wel hele maal gratis en voor niks! 'Eus en ès' Zo'n grote hoeveelheid musters kun je niet zomaar kiepen; beslo ten werd om een ouderwetse vumme te zetten, maar hoe werd die ook alweer opge bouwd? Na het raadplegen van oude "erbeiers", die het nog wis ten te vertellen, gingen we aan de slag. De kunst hierbij is om de musters zo te stapelen dat er ver band ontstaat en ze bij het drogen de neiging hebben naar binnen te hellen: de dunne ein den moeten dus naar binnen gericht zijn, waarbij de afzonder lijke lagen haaks op elkaar komen te liggen, 'eus en ès'. De afwerking bovenop werd gevormd door overlangs musters in de vorm van een tentdak te stapelen, waarbij een musterd- breedte van de kanten vrij bleef. Als afsluiting werden hiertegen rechtopstaande musters gezet, die bovenaan tegen elkaar kwa men, en zo als het ware de 'pan nen' vormden. Het resultaat is te bewonderen aan de Traverse in de Groe in de wei van Bram Salomé. Sjaak Herman, april 2000 Nf 11 't duumpje nazomer VOO

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2000 | | pagina 9