re
met augustus: vooral in deze
maanden was de kans op vieze
lucht natuurlijk het grootst.
De zomer werd trouwens door
velen sowieso geassocieerd met
besmettelijke ziekten. Varkens en
schapen mochten wel in de stad
gebracht worden in de overige
drie jaargetijden als de "stank
kans" kleiner was. Overigens is
dit laatste, het houden van die
ren, een aanwijzing dat het plat
teland niet helemaal uit de stad
verdwenen was. Sterker: grote
delen van Aardenburg waren
onbebouwd en in agrarisch
gebruik. Namen als Bogaard
straat en Akkerstraat bevestigen
dit nog eens. In andere steden
was dit vaak niet anders.
Watervervuiling
In vergelijking met de vorige zijn
de boeten voor watervervuiling
een stuk hoger. Het toenmalige
Aardenburg kende twee grach
tenstelsels: een buitenste dat
voornamelijk bedoeld was voor
de verdediging en een binnenste
voor vervoer van goederen.
Beide waterden uit in de Ee, een
kanaal dat naar het noorden
stroomde en de belangrijkste ver
bindingsweg was van Aarden
burg met het Zwin en de Noord
zee. De Ee was dus dè levensader
waarlangs het merendeel van de
goederen Aardenburg bereikte
of uitgevoerd werd. Met andere
woorden: aan dit kanaal dankte
Aardenburg haar welvaart. Het
stadsbestuur hechtte er dan ook
aan om deze door binnen- en
buitenlanders gebruikte water
weg schoon te houden.
Zonder reglementering zouden al
deze betrekkelijk nauwe en
ondiepe waterlopen al snel ver
vuild geraken. In het rechtsboek
is dan ook een apart hoofdstuk
"Van den waterganghe" opgeno
men. Er staat bijvoorbeeld, in
aansluiting op de eerder ge
noemde verboden dat niemand
zijn beesten in de grachten
mocht laten lopen of wateren.
De eigenaar van de beesten die
betrapt werd, moest een boete
van 20 schellingen betalen, dat
wil zeggen een vol Vlaams pond.
Wie zelf in de grachten liep of er
zijn behoefte in deed, kreeg een
even hoge boete. Ook was er 20
schellingen boete voor wie zand
en mest in de gracht dumpte.
Dat betekende namelijk niet
alleen vervuiling, maar bracht
ook de bevaarbaarheid in gevaar.
Economische vervuiling
Er zijn ook maatregelen tegen
economische vervuiling, bijvoor
beeld van de lakennijverheid.
Ververs van laken moesten erop
toezien dat de verfstoffen die ze
gebruikten niet ongereglemen
teerd in de grachten terecht kwa
men. Hetzelfde gold voor vol
ders. Het vollen of vervilten van
laken ging gepaard met nogal
wat afvalvloeistof, zoals olie, vet,
zeep of modder van (vollers- of
walk)aarde. Dit mocht, opnieuw
op boete van 20 schelling, niet
zonder vergunning geloosd wor
den.
Een aantal erg vervuilende activi
teiten werd hoog opgenomen,
zoals het uitschudden van zakken
wol (3 pond boete!) en het stor
ten van puin (5 pond!). Het was
sen van kleren en wol in de
grachten was ook verboden: 5
schellingen. Voor alle zekerheid
werd nog een algemene maatre
gel tegen watervervuiling opge
nomen. Deze kon blijkbaar opge
legd worden in geval van twijfel
en in situaties die niet voorzien
waren. Maar vermoedelijk werd
ze vooral genomen als afschrik
king. De hoge boete, 3 pond
Vlaams, laat aan duidelijkheid
niets te wensen over.
Meer bedrijfsafval en stank
Tot slot nog een paar andere
voorschriften tegen teveel
bedrijfsafval en stank.
Vleeshouwers mochten geen Var-
KI
kens op straat slachten of bloed
op straat laten lopen. Vlees
moest binnen de stad ook altijd
verpakt vervoerd worden. Wie
dit niet deed en gesnapt werd,
kon veroordeeld worden tot 5
schellingen boete. De verkoop
van oude en bedorven vis was in
verband met ziekte en stank
natuurlijk ook ten strengste ver
boden. Hierop stond een boete
van liefst 10 pond! Misschien
mogen we daaruit afleiden dat
er nogal wat vis gegeten werd.
Het aantal maatregelen tegen
stank, afval en anderssoortige
overlast is hiermee natuurlijk nog
niet ten einde. Er waren bijvoor
beeld talloze regels die de goede
staat van woonomstandigheden,
artikelen en levensmiddelen
dienden te garanderen. Dit ver
hoogde de hygiëne, voorkwam
ziekten en onveiligheid en
beperkte eventuele overlast.
Maar meestal zijn ze als milieu
maatregel wat minder expliciet,
dat wil zeggen: ze dienden in de
eerste plaats als waarborg voor
een optimale conditie van de
producten.
Zo hoopte de magistraat de
naam van Aardenburg als een
stad van kwaliteitsgoederen
hoog te houden.
Met die kwaliteitscontrole hiel
den zich speciale beambten
bezig, de zogenaamde waarders.
Sociale controle was eveneens
een barrière voor het begaan van
overtredingen. Onnodig te zeg
gen dat deze controle ook het
leefmilieu ten goede kwam en
vervuiling, ziekten, stank en
geluidshinder tegenging. Niet
dat hiermee de levensomstandig
heden ideaal waren (de mogelijk
heden van rechtshandhaving
12 't duumpje herfst/winter 213 '00