)e Hooge Platen Foto's: Ward de Brabandere Nadat het jaar afgelopen is, wordt op veel gebieden de balans opge maakt en René Beijersbergen van Het Zeeuws Landschap doet dit voor wat betreft de broedresulta- ten van de Hooge Platen. Uit zijn relaas blijkt dat er, mede door een helpende hand, met een tevreden gevoel teruggekeken wordt op het verstreken seizoen. De dynamiek van de Wester- schelde heeft de Hooge Platen eeuwenlang gekneed en gevormd. Uit bestudering van oude kaarten is af te leiden, dat de algemene tendentie een gestage ophoging van bestaande plaatdelen en gelijktijdig een dichtslibbing van prielen is geweest. Door de getijdebewe ging schuiven tonnen zand en slib via de stroomgeulen heen en weer en komen op de platen tij delijk tot rust, totdat er een stormvloed over het slik raast en het verse sediment weer oppakt, meeneemt en elders deponeert. Naarmate het water sneller stroomt kan er ook meer sedi ment worden meegevoerd. Vanaf de vijftiger jaren is de zandkop de Bol zodoende kunnen ont staan en geleidelijk hoger gewor den. De plaatranden langs de stroom geulen hebben het altijd al het zwaarste te verduren. De oever is hier steil en de geul diep. Maar de in de laatste jaren sterk toe genomen dynamiek knaagt onophoudelijk aan de randen en boort nieuwe geulen midden door de banken. Het geultje van Nummer Een heeft in twee jaar tijd de Plaat van Breskens losge scheurd en dat geultje heeft in die korte tijd de diepgang van een schip gekregen. De steile René Beijersbergen oevers hebben recht voor de Bol binnen een winter tot een plaat- val van miljoenen kuubs geleid. Bij een volgende plaatval van deze omvang schuift een deel van de duintjes in de geul. leder voorjaar zien de platen er anders uit. Tot 1990 ging de ontwikkeling op de Bol vrij langzaam en was de ijle vegetatie van biestarwe- gras en vloedmerkplanten gevoe lig voor de overspoelingen van de winterstormen. De stormen van januari en februari 1990 veegden 90% van de vegetatie van de plaat en de hoogte nam binnen enkele dagen met 10-20 cm af. Maar uit de overgebleven wortels en zaden herstelde de vegetatie zich na 1991, eerst wel langzaam, maar ook gestaag. De ophoging hield gelijke tred. Vanaf 1995 komt de vegetatieve ontwikkeling in een hogere ver snelling. De afzonderlijke duin tjes groeien snel aan elkaar tot een duinenrij van inmiddels 350 m lengte en plaatselijk 80 m breedte. Deze duintjes zijn nu al zo opgehoogd, dat er in de laat ste winter geen complete over spoeling meer heeft plaatsgevon den. In de luwte van deze duinen groeit een schor van inmiddels enkele ha's met de kenmerkende soorten als Lamsoor, Zeeaster, Zeealsem, Gewoon kweldergras, Schorrekruid en Zeekraal. Binnen 10 jaar heeft de Bol zich ontwik keld van hoogdynamisch getijde- gebied tot een plaatselijk zelfs vrij beschut gebied. De broedvogelontwikkeling houdt op het eerste gezicht gelij ke tred met de vegetatie-ontwik- keling. Vanaf 1995 zien we in de aantallen een sprong omhoog van de soorten, die van enige beschutting houden. Maar de Dwergstern en Strandplevier horen daar niet bij, dat zijn de echte pioniers en die zijn duide lijk op de aftocht. De aantallen van Kokmeeuw, Visdief en vooral Grote stern gaan bergopwaarts. 6 't duumpje 2/3-2001 In de jaren daarna verschijnen geleidelijk andere soorten: vanaf 1999 de Zwartkopmeeuw, Grauwe gans en Graspieper. Het eerste bezoek in maart 2001 laat geen misverstand over de ontwikkeling bestaan. Er zitten 14 grauwe ganzen te broeden, een Wilde eend vliegt van het nest en plaatselijk zijn vuistgrote holen gegraven. Ratten dus! De schrik van iedere terreinbeheer der met kustpioniers. De vegeta tie in de natte en zachte winter is gewoon doorgegaan en de schel- penbank is overgroeid en alleen aan het randje is een paar meter vers schelpenzand afgezet. Vanaf de derde week van april wordt reikhalzend uitgekeken naar de Grote sterns. Op Griend zijn ze er dan al lang en op de eilanden in de Grevelingen sla pen er zelfs duizenden. De Westerschelde loopt altijd iets achter. Op 20 april slapen er op het natte strand 50 Grote sterns en zien we naast 6 nieuwsgierige zeehonden rond de Mergus, ook nog een Dwergstern. Toch zijn ze dit jaar vroeg terug uit Kaapstad. Tussen 25 en 27 april wordt er massaal gebaltst en bezetten de Kokmeeuwen de duintjes. Dit moment is voor Grote sterns altijd een moeilijk moment. Sluiten we aan of vliegen we door. Wachten, wachten, wach ten. Maar dan stappen de eerste tien na treuzelend heen en weer vliegen over hun aarzeling heen en nemen het definitieve besluit. En als één schaap over de dam isBinnen een uur zitten links en rechts van de Kokmeeuwen honderden krijsende gekuifde zwartpetten op de zuidpunt van stuifduintjes. Tot na de duisternis stromen ze van zee binnen en sluiten direct aan of landen eerst nog bij de bende op het droge strand. Om even bij te praten, want echt stil is het onder Grote sterns nooit. Om met het eerste

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2001 | | pagina 6