Uit de oude doos Jan Knupker De Braakman bestaat 50 jaar, en alhoewel wij dat als Duumpje eigenlijk toch meer als werkterrein van De Steltkluut zien, was er een duumpje in onze gelederen die hier in aanleiding zag enige anecdotes van toen op schrift te stellen. Jan Knupker was in de jaren net voor en na de bevrijding bij ons gestationeerd om landbouwschade te taxeren. Over de bevrijding, over de oor sprong van het bos van 'Erasmus' etc. Ik was er nog nooit geweest en verstond dan ook geen woord van het mooie Zeeuws-Vlaamse taaltje, maar ik heb daar geen spijt van gehad. Dat krijg je, als je later trouwt met de dochter van de smid van St. Kruis (ik sta nog steeds bekend als Jan van Marie van de smid). Ik heb in het westelijk deel de bevrijding over leefd en trok weer op een gam mele fiets door het landje voor schadetaxatie. Maar we zouden het over de Braakman hebben. Ik kende de Braakman al een beetje. Als je naar het oostelijk deel moest, ging je van Draaibrug (waar ik in de kost was), via 't Kerkje, IJzendijke, langs het haventje van Bouchoute via Axel naar Hulst. Je reed dan 'onderlangs' en wierp een blik op de Braakman. Tijd om naar vogels te kijken had je nau welijks, want je had je werk en je moest nog terug ook. De Braakman zelf bezocht ik enkele keren met Tom Lebret. Hij was toen Officier van Justitie in Middelburg en ik kende hem uit de N.J.N. (Nederlandse Jeugd bond voor Natuurstudie) van voor de oorlog. Hij woonde toen in Dordrecht en ik in Rotterdam. Als hij zitting had in Terneuzen (ik meen in het gemeentehuis) ontmoetten we elkaar daar in het begin van de middag. Hij kwam dan uit het gemeentehuis met zijn toga onder zijn arm, stopte die aan de ene kant in de fietstas van zijn brommer, haalde aan de andere kant zijn lieslaar zen eruit, en daar gingen we. We 'glibberden' de kant af en zwier ven door de Braakman. Welke vogels we zagen, weet ik niet meer, want ik ben dat pas later gaan bijhouden. Prachtige mid dagen waren dat. Na het sluiten van de Braakman was er ook genoeg te beleven. Tijdens een strenge winter lag er eens zoveel sneeuw, dat de gan zen nergens anders konden gra zen dan op de zuidzijde van de Braakmandijk. Daar was de sneeuw door de zon gesmolten, maar er kwam nogal veel verkeer langs, en dat veroorzaakte dus onrust voor de ganzen. Tom Lebret liet prompt de weg afslui: ten door de marechaussee. En ook in het westen was van alles te zien en te leren voor een beginnend vogelliefhebber. Zo heb ik eens bijna een half uur in de modder gelegen onder een oude zak met een kleine camera (want een telelens had ik toen nog niet) om bij de Zwarte Sluze in de Grote Boompolder een broedende stelkluut op de plaat te krijgen. Resultaat: een wit stip je op een mooie achtergrond. "Maar ik had 'em." En het 'bosje van Erasmus' bestond toen ook al. Alleen was het niet zo vrij toegankelijk als het nu is, want het was nog eigendom van dhr. Erasmus die ik in die dagen voor de eerste keer ontmoette. We waren al een week of wat bevrijd, toen ik een tip kreeg, dat er in de Knokkert bij het 'Bosje van Erasmus' ook waterschade zou zijn. Ik naar Erasmus, want ik was erg benieuwd. Iedere Rotterdammer kent Erasmus omdat er in deze stad een knots van een standbeeld aan Erasmus gewijd is, en dan ben je toch T1P.X benieuwd wat voor iemand dat is, een nazaat van de 'grote' Erasmus? Het bleek een 'gewone' boer te zijn. Maar wat voor een! Ik ben na een uur met veel respect voor deze man vertrok ken. De eerste ontmoeting ging wat moeilijk. Ik droeg namelijk een Duitse uniformjas. Ik was eind augustus voor een paar weken naar Zeeuws-Vlaanderen gekomen en had geen 'winter kleren' bij me. Geen nood. Een buurvrouw maakte van een gevonden oude Duitse legerjas een jekker en ik kon weer voor uit, letterlijk en figuurlijk op mijn gammele fiets. Maar Erasmus ver trouwde het niet. Een hollands- sprekende vreemdeling, naar eigen zeggen uit Rotterdam en met een Duise legerjas aan? Ik heb hem uitgebreid verteld hoe het zat. Hij aarzelde, maar hij moest me op den duur wel gelo ven. Ik kende teveel mensen, die ook hij kende bij Heidemij en overheid. Wij liepen langs het bosje over de tramdijk van de S.B.M. (Stoomtram Breskens-Maldegem, weet u nog naar het geïnun deerde deel. Daar zaten veel een den en ik zeg volkomen onbe vangen "leuk, u heeft hier ook nog smienten rond de deur" waarop Erasmus me aankeek en verwijtend zei: "Nou geloof ik je nog niet. Wat weet nou een Rotterdamse jongen van smien ten?" Ik hem vertellen van mijn hobby en waar ik overal al geweest was. We zijn als goede vrienden gescheiden, doch niet dan nadat hij mij bij 'zijn' bosje bracht om mij te laten zien, ook al begon het al een beetje don ker te worden, dat er een stuk of dertig ransuilen roestten in 'zijn' bosje. Dat zijn van die gebeurte nissen, die je nooit vergeet. 17 't duumpje 2 - 2002

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2002 | | pagina 17