Tolereer de veenmol
Stichting Landschapsbeheer Zeeland
(SLZ) ontving subsidie van de
Nationale Postcode Loterij en de
provincie Zeeland om de achteruit
gang van de veenmol tot staan te
brengen. Gezien de onbekendheid
met dit diertje aanleiding er wat
extra aandacht aan te schenken in
dit artikel van Nanning-Jan Honingh,
die bij de SLZ de veenmol "in zijn
portefeuille heeft".
Leefwijze
Voor veel mensen is de veenmol
(Gryllotalpa gryllotalpa), molkre-
kel of aardkreeft een onbekende.
Hij leeft grotendeels onder de
grond en is vooral 's nachts
actief. De veenmol is een soort
krekel en kan 3,5 tot 5 cm. groot
worden. Hij is geelachtig tot
roodbruin en fijn behaard. Hij
gebruikt de grote voorpoten als
graafwerktuig en graaft vinger
dikke gangen tot een kriskras
patroon vlak onder het grondop
pervlak. Hij gebruikt de gang
meerdere malen en schuilt vaak
onder loopplanken in de tuin.
Verder kan de veenmol met zijn
graafpoten goed zwemmen. Op
zijn kop zitten 2 sprieten voor
reuk, tast en smaak; 2 staartsprie-
ten dienen als tast tijdens het
achteruit kruipen.
Voorkomen
De veenmol komt verspreid door
heel Zeeland voor, vooral gebie
den met veen- of zandbodem.
Daarbij zijn moestuinen een
geliefde plaats vanwege de kale
omgewerkte humusrijke grond
en voldoende voedsel. De veen-
72 't duumpje 2-2003
Nanning-Jan Honingh
mol heeft voorkeur voor dierlijk
voedsel en eet voornamelijk
insecten en andere kleine
bodemdieren o.a. ritnaalden,
engerlingen, rupsen en vlinder
poppen; oorwormen, regenwor
men, kevers e.d. Dat is nuttig in
de tuin, maar de veenmol gaat
daarbij niet omzichtig te werk.
Met zijn gegraaf woelt hij jonge
plantjes om en knaagt ook aan
het wortelgestel van de planten.
Daarmee kan hij plaatselijk nogal
wat schade bij tuinders opleve
ren. Een echte plaag wordt het
echter nooit.
Seizoen
Volwassen veenmollen worden in
Nederland voornamelijk waarge
nomen van eind april tot eind
mei; minder in juni, juli en augus
tus. In de rest van het jaar kom je
ze maar af en toe tegen. Eind
april komen de veenmollen te
voorschijn uit hun winterslaap.
Van mei tot en met juni houden
de mannetjes in de schemering
baltszang. Het is een aanhou
dend gesnor, dat ontstaat door
beweging van de dekvleugels.
Het geluid wordt versterkt door
dat het mannetje vanuit een hol
letje zijn baltszang ten gehore
brengt. Het geluid lijkt op dat
van de rugstreeppad of de nacht
zwaluw (mocht u die een keer
gehoord hebben). In het holletje
vindt ook de paring plaats. Een
enkele keer gaat het mannetje
op de vleugels, waarschijnlijk
voor een korte baltsvlucht.
Het vrouwtje bouwt 8 cm. tot
wel 30 cm. diep (afhankelijk van
grondsoort en mate van uitdro
ging) onder de grond een apart
nesthol; hierin legt ze 200 tot
300 eitjes, samen zo groot als
een kippenei. Ze drukt de wan
den van het 10 cm. grote nesthol
aan en graaft ringgangen en
afwateringstunnels. Bovengronds
knaagt ze alle planten weg zodat
de zon de nestplaats goed kan
verwarmen.
Afhankelijk van het weer komen
na 10 - 45 dagen de jongen uit
het ei. Het vrouwtje likt de eitjes
schoon om schimmel te voorko
men; ze bewaakt de nymfen tot
ze 2 tot 3 weken oud zijn; dan
verlaten ze het nest. In het nest
eten ze wortels en humus die
vrijkomen als de moeder de nest
holte schoonmaakt. De volledige
ontwikkeling duurt in ons land
minstens 500 dagen (anderhalf
tot tweeënhalf jaar). Pas na hun
tweede winter zijn veenmollen
volwassen en geslachtsrijp.
Volwassen dieren leven 70 600
dagen. Natuurlijke vijanden van
de veenmol zijn: katten, uilen,
kraaien, reigers, vossen, egels,
mollen, spitsmuizen en loopke
vers. Bij oppakken steekt de
veenmol niet; hij kan wel bijten
of een bruin vocht afscheiden.