Uit halsbandonderzoek is geble ken dat vanaf augustus ganzen van elders arriveren: Grauwe Ganzen uit de omgeving van Brugge (West-Vlaanderen) en van sommige Nederlandse broed plaatsen en Canadese Ganzen vanuit de Belgische Scheldevallei. Al met al is de beste periode om een integrale telling uit de voe ren en daarmee de populatie grootte te bepalen de tweede helft van juli. Er is wel een maar. In die periode van het jaar verto nen ganzen een ander gedrag dan in de herfst en de winter. Ze rusten overdag op plaatsen waar ze niet vaak worden verstoord en gaan 's morgens en 's avonds foerageren op agrarisch land. Als ze rusten, zitten ze vaak in com pacte groepen verscholen tussen het riet. Dergelijke groepen zijn erg moeilijk op te sporen en omdat ze vaak een compacte massa vormen, valt het tellen niet mee. Het is van belang daar bij de telling rekening mee te houden. Uit halsbandonderzoek is geble ken dat kort na de rui de ver schillende deelpopulaties vrijwel gescheiden voorkomen. Daarom is het niet per se nodig geheel Zeeuws-Vlaanderen op één dag te tellen: in de vakantiemaand juli wel zo gemakkelijk. Het is wel van belang dat de verschil lende deelpopulaties in zijn geheel op één dag worden geteld. Bij de indeling van de tel- gebieden is daar rekening mee gehouden. In 2003 is de tellers gevraagd op pad te gaan in de weekeinden van 19/20 juli en 26/27 juli en bij voorkeur de telling uit te voeren voor 's morgens 9:00 uur. Vanwege de vakantieperiode is dat in Oost Zeeuws-Vlaanderen niet gelukt. Daarom zijn voor die regio resultaten verwerkt uit de periode 9-27 juli. 2.3 Halsbandonderzoek Jonge en ruiende volwassen gan zen die niet kunnen vliegen, en waarvan daardoor zeker is dat ze tot de lokale populatie behoren, zijn gevangen en van een hals band met inscriptie voorzien. De inscriptie is met behulp van een telescoop bij een vergroting van 30x tot op 300-400 meter aflees baar. Door regelmatig groepen 't duumpje 3-2003 ganzen op halsbanden te contro leren, kunnen op relatief eenvou dige wijze verplaatsingen van ganzen in kaart worden gebracht. Gedragsstudie en bere kening van de overlevingskans zijn andere mogelijkheden. In dit rapport wordt enkel aan ver plaatsingen aandacht geschon ken. Er is ook aandacht voor bui ten Zeeuws-Vlaanderen geringde ganzen. 3 Resultaten 3.1 Jongenaanwas In het voorjaar van 2003 werden in de binnendijkse gebieden circa 1500 jonge Grauwe Ganzen, circa 260 jonge Canadese Ganzen en 22 jonge Brandganzen geteld. In het buitendijkse Saeftinghe is de jongenaanwas niet bepaald. Ouders met jongen houden zich op in hoge vegetatie en zijn daardoor niet te tellen. Bovendien vallen deze ganzen buiten het monitoringsprogram- ma. 3.2 Populatiegrootte. Half juli 2003 werden in het bin nendijkse deel van Zeeuws- Vlaanderen 6.500 Grauwe Ganzen, 370 Canadese Ganzen en 135 Brandganzen geteld. In het buitendijks gelegen Verdronken Land van Saeftinghe ging het om 5.450 Grauwe Ganzen. De aantallen van de ove rige soorten zijn niet relevant. 3.3 Verplaatsingen van Grauwe Ganzen Uit de aflezingen van de ringen van de ganzen kan afgeleid wor den waarheen de dieren zoal heen vliegen. In totaal zijn tot en met septem ber 2003 2270 aflezingen ver richt. Zo is er een aflezing van een grauwe gans in de provincie Groningen, 306 km noordelijk van de ringplaats. De ganzen uit Saeftinghe waren het meest reis lustig: zij zwermden over heel Zeeland uit. Ganzen uit Canisvliet worden vooral in de nabijheid van de ringplaats waargenomen. Zo nu en dan worden uitstapjes gemaakt naar gebieden die bin nen een straal van 15 km rondom de ringplaats liggen. De ganzen van de Baarzandsche Kreek ble ven hoofdzakelijk nabij de ring plaats en de 5 km verderop gele gen Blikken met directe omge ving. In totaal zijn er in Zeeuws- Vlaanderen meer dan 500 ver schillende Grauwe Ganzen met halsbanden uit Fenno- Scandinavië, het oosten van Duitsland en Polen waargeno men. Meer dan 95% van de Foto: Gerard Troost

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2003 | | pagina 11