Pionierende paardestaar en ander moois in de Sophiapolder Sr Oostelijk langs de N58, de weg Oostburg richting Draaibrug, wordt al een aantal jaar gegraven in het kader van de natuurontwikkeling Sophiapolder. Langzaam ontwikkelt zich op de afgeplagde bodem de eerste begroeiing waarin onver wacht bijzondere planten opduiken. Op het moment van schrijven lig gen er nog hopen zand verspreid over het gebied en rijden vracht wagens af en aan met zand dat door graafmachines is opgediept. De grove contouren worden zichtbaar en de afwerking is in volle gang. Na oplevering zal de Sophiapolder bestaan uit een geulenstelsel met lage vochtige oevers en hoger gelegen graslan den op zand- en deels kleibo- dem. Sinds een jaar is hiervan op een strook langs de provinciale weg al een voorproefje te zien. Als het graafwerk gereed is en de kale bodem aan de elementen overgeleverd, verschijnen de eer ste pioniers op het toneel. In het begin niet meer dan een vage groene waas veroorzaakt door alg en kleine mosjes, maar al snel ontkiemen de eerste planten. De kale voedselarme bodem (de rijke bemeste bovenlaag is immers afgeplagd) wordt nu langzaam maar zeker onttrokken aan het oog. Wilgen Wilgen hebben een groot aan deel in die eerste begroeiing. Hoewel ze kunnen uitgroeien tot grote struiken en bomen, is wilg toch bij uitstek een echte pionier. Als lichtbehoeftige plant kan ze slechts kiemen in een omgeving die voldoende open en vochtig is en bovendien geen concurreren de begroeiing kent. Awie de Zwart Wilgenzaadjes, die dankzij pluisparapluutjes met de wind grote afstanden kunnen afleg gen, zijn maar korte tijd kiem- krachtig. Hooguit enkele uren. Belandt zo'n zaadje op de ver keerde plek, dan is het verloren. Voor de zaadjes in de Sophiapolder geldt dat zij met hun neus in de boter gevallen zijn. Plaatselijk staan er vele tien tallen per vierkante meter. Naast Schietwilg, de meest algemene, treffen we ook andere wilgen aan. Het determineren van de verschillende soorten is bij jonge planten geen makkie. Omdat de bloeiwijze ontbreekt, moeten we het doen met de kenmerken van het blad, de twijgen en de knop pen. Bij Kruipwilg (klein, ovaal en grijs blad) en Katwilg (erg lang en smal blad) zijn de kenmerken zo duidelijk dat verwisseling met andere soorten bijna onmogelijk is. Andere wilgen liggen uiterlijk veel dichter bij elkaar zodat twij fel steeds de zekerheid van de determinatie ondermijnt. Bovendien kruisen wilgen Onder ling bijzonder makkelijk waar door allerlei tussenvormen ont staan. Dinosaurussen Afgelopen zomer werd op het oudst afgeplagde deel (3 jaar oud) een bijzondere vondst gedaan. Tussen Heermoes en Lidrus, beiden behorend tot de familie van de paardestaarten, bleken flinke aantallen Schaafstro te groeien. Het zeld zame Schaafstro behoort tot dezelfde familie, maar is veel for ser en de stengel heeft geen zij takken. Het zijn nog levende relicten uit ver vervlogen tijden. Voorouders van het Schaafstro hebben nog oog in oog gestaan met de dinosaurussen. Zeer recent werd een andere schaarse telg van de familie gevonden. Tijdens maaiwerk- zaamheden doken onverwacht enkele plukjes Reuzenpaarde- staart op voor de draaiende mes sen. Een tijdige trap op de rem leverde een zekere determinatie en prachtig herbariummateriaal op. Brak Langs de oevers zien we een heel andere vegetatie. Veel éénjari gen die de tijdelijk droogvallen de oevers bevolken. Daartussen een aantal soorten die thuisho ren in een brak milieu. De meest in het oogspringende soort is Zulte. Deze asterachtige (vroeger Zeeaster genoemd) trekt in de nazomer de aandacht door de paars met gele bloeiwijze. Selderij is een tweede soort die wel houdt van enig zout in de bodem. Op enkele plaatsen staat dit zeldzame kruid langs de waterkant. De plant is herken baar aan de frisgroen glimmende selderijblaadjes en een wit bloei- schermpje. Bij twijfel even ruiken aan het blad. Aardig zijn ook de rozetten van de Moerasandijvie. Deze forse geelbloeiende pionier van natte slappe zuurstofarme bodem is vooral bekend om haar spectacu laire optreden in de pas droogge legde Flevopolders. Vanuit het niets werden grote oppervlakten bezet. In 1969 was zuidelijk Flevoland bijna volledig bedekt wat neer komt op ongeveer 40.000 ha! Tot zover een beperkte greep uit het aanbod van de inmiddels uit gebreide lijst van de 160 soorten die zich al in de Sophiapolder hebben gevestigd. Kortom een gebied met potenties. 4 't duumpje 3-2003

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2003 | | pagina 4