<e
Resultaten
Het aantal eksters kan bij bena
dering worden gesteld op onge
veer 1000 exemplaren. Zoals eer
der beschreven houden we een
marge aan van 10
Het aantal broedende eksters zal
rond de 420 broedparen liggen.
(+/- 10
Tot slot
Als we de verkregen gegevens
vervolgens wat nader analyseren,
leidt dat tot de volgende consta
teringen:
De ekster is een cultuurvolger,
d.w.z. dat eksters vooral worden
aangetroffen in de nabijheid van
menselijke verblijfplaatsen
(woningen, campings, boerderij
en) waar ze, in de vorm van
afval, een onuitputtelijke voed
selbron vinden. Dit betekent dat,
waar in het buitengebied mense
lijke bewoning ontbreekt, ook
eksternesten in principe niet wor
den aangetroffen.
Goede nestgelegenheid (hoge
bomen) is minder belangrijk dan
het voedselaanbod. Zonodig nes
telen ze in dichte struiken (mei
doorns) op een hoogte van 3,5
tot 4 meter.
De afstand tussen (hoofd)nes-
ten van verschillende broedparen
neemt af bij concentraties van
broedparen in gebieden met een
groot voedselaanbod. Soms zit
ten ze maar 100 meter uiteen, bij
een vrij dichte beplanting.
De beste periode voor een
goede telling is de periode van 2
a 3 weken vóór het sluiten van
het bladerdak van bomen en
struiken. En wanneer dat precies
gebeurt, is er natuurlijk weer van
afhankelijk of we een vroeg of
een laat voorjaar hebben. Half
maart bleek duidelijk te vroeg.
De eerste helft van april lijkt dan
ook een betere periode.
Dankwoord:
Het onderzoek had nooit plaats
gehad zonder de inzet van een
aantal werkgroepleden. Hun bij
dragen waren essentieel voor het
verkrijgen van een betrouwbaar
inzicht in de broedpopulatie van
de ekster in West-Zeeuws-
Vlaanderen. Mijn dank gaat dan
ook uit naar: Roger Blaakman,
Henk Bondewei, Anton Bun,
Gerard en Rosita van Daete, Jan
Janssens, Jan Karreman, Aloys de
Koek, Thijs Kramer, Eric Marteijn,
Reggie van Poecke, Jaap
Poortvliet, Pieter Simpelaar,
Herman van de Voorde, Petrus
van 't Westeinde en Jan en Ineke
de Wilde.
7 't duumpje 2-2004