Geen boerderij zonder eksternest Tijdens de februarivergadering 2003 van de Vogelwerkgroep kregen we het over de grote aandacht van streekbladen voor de schade door voornamelijk eksters en kraaien aan zang - en weidevogels. De teneur in de meeste artikelen was dat kraaiachtigen sterk in aantal toena men en dus steeds meer schade toe brachten aan andere vogels. Daar zetten we zo onze vraagtekens bij en in dit artikel vertelt Bob Dierkx u er meer over. Om een beter oordeel te kunnen vellen, besloot de werkgroep tot het inventariseren van de ekster om, in ieder geval wat betreft deze soort, een betrouwbaar inzicht te krijgen in de populatie grootte én het aantal broedpo- gingen. Het broedseizoen stond al voor de deur, dus was haast geboden. We besloten dan maar een beroep te doen op de vaste ganzentellers, waar nodig aange vuld. Ondergetekende belastte zich met de organisatie en de uit werking van de verzamelde gegevens. Werkwijze De opzet was eenvoudig! De tel ling zou plaats vinden tijdens de laatste ganzentelling op 16 maart. Als het mogelijk was, zou den we op een later tijdstip nog een controletelling uitvoeren. Verder zouden we behalve nes ten ook niet gepaarde, in groe pen rondtrekkende eksters note ren. ledereen zou zijn telgege vens inleveren, op kaart ingete kend, eventueel vergezeld van overige informatie. Het inzamelen van de gegevens kostte veel tijd, temeer daar al spoedig bleek dat de gekozen datum te vroeg in het broedsei zoen lag om tot een betrouw baar resultaat te komen. In veel Bob Dierkx gevallen ving de nestbouw aan na 16 maart, soms zelfs na 01 april! Een aantal tellers heeft daarom extra tellingen uitge voerd, om zo toch een redelijk complete inventarisatie van hun ganzenblok te bereiken. Toch mankeerden er nog zoveel gege vens dat ondergetekende tussen 1 en 15 april aanvullende tellin gen heeft uitgevoerd in gebie den die in eerste instantie enkel op 16 maart werden geteld. In sommige ganzenblokken leidde deze extra inspanning tot een verdubbeling van het aantal vast gestelde broedpogingen. Toch bleven er nog enkele ganzen- blokken in het achterland die alleen 16 maart zijn geteld. Speelnesten Eksters (en trouwens ook andere vogelsoorten) maken soms meer nesten. Dit met de bedoeling om het echte nest voor 'vijandige' vogelsoorten wat aan de aan dacht te onttrekken. Hiermee ontstaat dus het risico dat je bij een inventarisatie meer nesten telt, dan in werkelijkheid in gebruik zijn. Het is zaak hiermee bij inventariseren, controle en verdere verwerking rekening te houden. Door de korte voorbe reidingstijd hebben we geen zekerheid dat dit voor 100 is gelukt. Conclusie Alles overziend vermoeden we dat bij deze inventarisatie het aantal broedpogingen van de ekster enerzijds wat lager uitpakt dan in werkelijkheid omdat "late nestbouw" deels werd gemist (vooral in gebieden met lage populatiedichtheid). Anderzijds zullen we door de onvolledige eliminatie van speelnesten (voor al aan de kust) wat nesten te veel geteld hebben. Per saldo mogen we er van uit gaan dat deze twee afwijkingen elkaar opheffen waardoor het eindresultaat een redelijk betrouwbaar beeld geeft van het werkelijk aantal broedpogingen van de ekster in West-Zeeuws- Vlaanderen. Laat ons zeggen +/- 10%! Beperking De inventarisatie bleef beperkt tot het vastleggen van het aantal broedpogingen! We hebben dus niet bijgehouden hoe de broed sels zich verder ontwikkelden. Over het broedsucces kunnen derhalve geen uitspraken worden gedaan. Rondtrekkende Eksters Het is bekend dat niet alle eksters tot broeden komen. Een aantal ongepaarde vogels (oude?, jonge?) trekt in groepjes rond. Om toch tot een betrouw bare schatting te komen van het totaal aantal eksters dat in onze streek verblijft, was het nodig om ook deze in groepjes vrij rond trekkende eksters te registreren. Uit de ingeleverde resultaten blijkt niet altijd of dergelijke groepjes niet werden waargeno men, dan wel niet werden gemeld. Daarbij is het aanneme lijk dat in het begin van de broedperiode, in dié gebieden waar relatief grote aantallen ekster voorkomen (kust), de gepaarde eksters toch deels in groepsverband foerageren. Conclusie Bij deze inventarisatie is het aan tal vrij rondtrekkende eksters gedeeltelijk te laag geschat door dat groepjes niet altijd werden gemeld. Anderzijds is het aantal mogelijk overschat door het mee tellen van eventueel groepsge wijs foeragerende gepaarde eksters. Ook hier lijkt de veronderstelling gewettigd dat het getelde aantal een redelijk betrouwbare weer gave is van het werkelijke aantal niet gepaarde, vrij rondtrekken de eksters (+/- 10 Waarnemingen p. ganzenblok Blok Br. Tr. Totaal 101 - 109 57 62 176 201 - 209 31 -- 62 301 - 309 23 9 55 401-408 75 10 160 501 - 508 60 - 120 601 - 609 74 24 172 701 - 706 49 - 98 801 - 809 22 15 59 901-909 28 14 70 Totaal 419 134 972 (Br.: aantal broedpogingen; Tr.: rondtrek- kers; Totaal: totaal aantal eksters) 6 't duumpje 2-2004

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2004 | | pagina 6