BMP - perikelen Veel vogelliefhebbers en dus ook vogelwerkgroepen in Nederland zijn aangesloten bij de SOVON, de Samenwerkende Organisaties voor VogelOnderzoek Nederland. Deze instelling verzamelt gegevens over vogels door geheel Nederland. In dit artikel schetst Pieter Simpelaar op welke wijze de vogelwerkgroep van 't Duumpje hieraan bijdraagt en hij sluit af met een bede aan u, lezer. Het SOVON Broedvogelonder- zoek tracht de jaarlijkse toe- of afname van broedvogels vast te leggen (monitoring), evenals ver anderingen in verspreiding. Zijn er nu meer of minder Koolmezen dan 25 jaar geleden en nemen de aantallen van de Ekster nog steeds toe? Broedt de Krooneend nog in Nederland en zo ja, waar? Hoe gaat het met de Roodmus, een nieuwe broedvogel in ons land? Om dit soort vragen te kunnen beantwoorden, zijn ver schillende projecten in het leven geroepen. Het BMP Een van de onderzoeksvormen waarmee men gegevens verza melt, is het BroedvogelMoni- toringProject, oftewel BMP. Bij dit onderzoek naar broedvogels Pieter Simpelaar worden vaste onderzoeksgebie den gekozen die jaarlijks worden geïnventariseerd; de resultaten in deze steekproef-gebieden wor den gebruikt voor een schatting van de aantalsontwikkeling in heel Nederland. Het deelnemen vereist enige dis cipline. De gegevens worden, om vergelijkbaar te zijn, volgens strakke richtlijnen verzameld en uitgewerkt. Bovendien vereist het enige zelfoverwinning om begin juni om vier uur uit je bed te komen om vogels te gaan tel len. Daar staat de weldadige rust 's ochtends vroeg tegenover en het prachtige idee aan het eind van het broedseizoen "precies" te weten hoeveel vogels er in dat bosje, moerasje of weilandenge- bied in de buurt broeden. Menig teller staat in februari te trappe len om weer aan de slag te kun nen. De leden van de vogelwerkgroep van 't Duumpje hebben West - Zeeuws-Vlaanderen in zes gebie den ingedeeld, die alle worden geïnventariseerd op broedvogels. Door een groot aantal jaren het zelfde gebied te inventariseren kan men zien hoe een bepaalde soort zich over een reeks van jaren ontwikkelt. Verloop territoria en aantal soorten St Kruiskreek 1984 t.e.m2004 140 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10111213141516171819 20 21 22 —•-totaal broedparen -•-totaal soorten Zeeuws-Vlaanderen De Sint Kruiskreek is het langst lopende project en dit gebiedje werd dit jaar voor de 21e maal bezocht. Verder worden ieder jaar geïnventariseerd: De Knokkert (het bos van Erasmus), het Grote Gat te Oostburg, de Verdronken Zwarte Polder, de Groese Duintjes en de duinen van Cadzand nabij Kievitte- en Oudelandsepolder. Al deze projecten worden gedu rende het broedseizoen, van begin maart tot begin juli, acht tot tien maal bezocht. Na het bezoek wordt aan de hand van SOVON-richtlijnen het aantal ter ritoriums vastgesteld. Onder een territorium verstaat men een broedplaats van een 'vogelecht paar'. De gebieden Hieronder bespreken we in het kort de gebieden. Uitvoeriger informatie is beschikbaar in deel rapporten die bij de vogelwerk groep beschikbaar zijn, maar in het kader van dit artikel voert het te ver u bladzijdenlang getal len voor te schotelen. Sint Kruiskreek Als men de aantallen soorten en territoria door de jaren heen bekijkt, ziet men voor deze kreek een lichte daling van de aantal len zoals uit onderstaande gra fiek blijkt. Het Grote Gat Deze ten zuiden van Oostburg gelegen kreek geeft in de voor bije twaalf jaar een sterke toena me van het aantal territoriums te zien, wat te wijten is aan de aan was van het aantal Grauwe Ganzen. Nagenoeg gelijk geble ven is het aantal van 55 a 57 ver schillende vogelsoorten. Het Grote Gat werd voor de twaalfde maal geïnventariseerd. Het Bos van Erasmus Dit enige 'bos' werd dit jaar voor het dertien achtereenvolgende jaar geïnventariseerd en ook hier is een redelijke stabiliteit in de aantallen te constateren; deze variëren tussen de 44 a 48 soor ten en qua territoria tussen 141 en 188. Leuke, maar onregelmati ge bijzonderheden hier zijn Wielewaal, Sperwer en Boomvalk. 8 't duumpje 3-2004

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2004 | | pagina 8