Een kalisieklutser
verhaalt
Piet Jansen
Onze gidsen laven zich niet alleen
aan Nederlandse bronnen, maar
betrekken hun kennis ook regelma
tig van onze zuiderburen.
En zo af en toe horen we daar zulke
geinige termen, dat we ook u daar
deelgenoot van willen maken.
Waar vind je nog een "boven
meester" die bijna zijn hele leven
lang op hetzelfde "dorp" leiding
geeft aan een school, en boven
dien zelf ook daarvoor al goed
bekend is met de streek? Nee, dit
verhaal gaat niet over Petrus,
want die kennen we allemaal al!
In deze tijd van jobhoppen, en
aanstellingen afhankelijk van het
aantal leerlingen een vlot uitster
vend ras. Maar als je dan zo
iemand treft, en die blijkt dan
ook nog een natuur- en land
schapswandeling te geven in zijn
eigen dorp, dan kun je verzekerd
zijn van een boeiende excursie.
En dat was het op 16 juli in
Oostkerke.
Als natuurgids had Frans Tytgat
het initiatief genomen om de
mensen van zijn eigen dorp een
keer rond te leiden. Begonnen
werd bij de kerk die in de oorlog
volledig verwoest werd, maar
gelukkig weer grotendeels in zijn
oude luister hersteld is. Deze
kerk heeft een lange geschiede
nis, met nevenkerkjes en kapel
len in Lapscheure, op het eiland
Wulpen, Westkapelle en Heist.
Overigens verwijzen "Oost" en
"West" in de namen Oostkerke
en Westkapelle niet naar winds
treken, maar zijn ze afgeleid van
woorden als "oos" en "waes"
(als in Waasland) die verwijzen
naar een modderig en moerassig
gebied.
Net als Walcheren heeft deze
streek ook een tijd onder (zout)
water gestaan (openstaande slui
zen tussen Heist en Zeebrugge)
waardoor alle bomen doodge
gaan zijn, met uitzondering van
een paar die vlak bij de kerk op
het hoogste punt staan. Tijdens
de wandeling kwam de hele flora
van de streek aan bod, waarvan
ik er een paar benoem. De
smeerwortel kan men het beste
steken in september als de kracht
van de plant zich in de wortels
terugtrekt. Het smeersel wordt al
sinds de middeleeuwen gebruikt
tegen gewrichtspijnen en ontste
kingen. Het inwendig gebruik is
verboden, maar uitwendige tinc
turen en zalven is wel toege
staan.
Het kanaal van Sluis naar Brugge
is ter hoogte van Oostkerke voor
zien van betonnen kades, waar
door de rietgroei sterk vermin
derd is. Het beton is helemaal
begroeid met driehoeksmossels,
waardoor je na het zwemmen
het water niet onbeschadigd uit
komt. Door de verminderde riet-
groei hebben de vissen minder
paaigebieden, en moet er steeds
meer vis uitgezet worden. Dat
hebben de aalscholvers ook ont
dekt.
We komen langs een boerderij
aan de Krinkeldijk waar de
ramen van de bakkéte nog van
tralies voorzien zijn: tot na de
eerste wereldoorlog maakten
roverbendes het platteland nog
onveilig. De Krinkeldijk bestond
hier vroeger uit prima klei, en die
is gebruikt om stenen van te bak
ken; de laatste open steenovens
zijn eind jaren vijftig pas geslo
ten.
Een bocht verder staat de wollige
munt, en Frans vertelt dat die
vroeger gebruikt werd om samen
met wat citroenmelisse en een
stukje zoethout in een fles met
water te stoppen. En dan maar
schudden, en na een paar uur
heb je een verfrissend drankje.
Dat schudden noemde men
kaliesieklutsen. in het West-
Vlaams woordenboek staat
alleen "kalijssie" vermeld als
benaming van drop of zoethout.
De uitdrukking: dat is een kalies-
ieklutser betekent zoveel als: dat
is een zeveraar, een onnozelaar,
die kan niet anders dan kaliesie
klutsen.
Tekenend voor de ontspannen
sfeer is dat één van de kinderen
gelijk wat blaadjes in de meege
nomen (plastic!) fles stopt, gaat
schudden en af en toe eens
proeft hoe het smaakt.
Frans vertelt dat hij tijdens zijn
vele natuurcursussen geleerd
heeft dat hij dagelijks 22 koppen
verschillende soorten thee moet
drinken om gezond te blijven:
allée, maar dan is er geen plaats
meer voor bier!
18 't duumpje 3/'05-'06