*r Een visser verhaalt Foto 2 Piet Jansen De vroegste bewoners van onze pla neet kwamen aan de kost met jagen en vissen. Nu is jagen een wat bela den begrip binnen onze club, maar vissen, dat is heel wat anders. En zeker als het met zo'n wetenschap pelijke instelling geschiedt als hier beschreven wordt. Het wintervissen heeft wel wat. Afgelopen jaar heb ik in de zomer weinig gevist, want dat geklier van enkele toeristen ben ik af en toe flink zat. Dit najaar dus, nadat toeristen en krabben zich teruggetrokken hadden, ben ik er weer op uitgegaan. Dan blijkt het weer in de winternach ten minstens zo aangenaam te zijn als in de zomernachten Tijdens enkele erg lage tijen heb ik zelfs maaltjes mosselen geplukt. Dan stel je vast dat er in die "wilde" mosselen meer erw tenkrabbetjes zitten dan in de voorverpakte, maar verder was de kwaliteit vergelijkbaar. Opvallend was dat er ook heel wat porseleinkrabbetjes tussen door liepen. Deze krabbetjes lij ken slechts 8 in plaats van 10 poten te hebben, maar op hun rug zijn er twee rudimentaire poten te herkennen. (zie foto 1) Een andere verrassing vormden de twee forellen die ik in de eer ste week van 2006 ving. Aan het eind van de jaren vijftig heb ik hier wel een paar keer zalm gevangen, maar forel is toch echt nieuw voor me. Van de beroeps vissers zijn me deze vangsten wel bekend, maar dan ook slechts sporadisch. Eén van de forellen bleek een parasiet met zich mee te dragen en na enig speuren bleek dit de zalmluis te zijn. (foto 2) Deze parasiet is berucht bij alle zalmkwekerijen, maar in onze wateren had ik het beestje nog nooit gezien. Verder zoeken op internet gaf via www.visplanner.nl/60/6010_meer. asp?id=190 meer duidelijkheid: na het in gebruik nemen van de zoutwaterdoorlaat voor het Veerse meer blijken én de ont snappingsmogelijkheden voor de daar ten behoeve van sportvissers uitgezette regenboogforellen te zijn toegenomen, én de zalmluis heeft daar een ongekende toe name te zien gegeven. Of we daar blij of treurig om moeten zijn, is niet aan de orde. De natuur stelt ons voor voldongen feiten na menselijk ingrijpen zoals bij de Japanse oester, de Amerikaanse messchede of het uitzetten van forellen. Na het schoonmaken van een paar gullen trof ik op mijn werk bank een paar "schelpachtige" stukjes kalk aan (foto 3 Eerst dacht ik dat ze afkomstig waren van schelpdieren uit de maag, maar bij nader onderzoek bleken dit gehoorsteentjes of otolieten te zijn; met dank aan Omèr Rappé van de Belgische strand- werkgroep die mij op het juiste spoor zette. Elke vissoort blijkt kenmerkende otolieten te heb ben die bovendien een soort "groeilagen" bevatten waarmee de groeisnelheid kan worden vastgesteld. Vergelijkbaar dus met de groeiringen bij bomen. Zo kon met behulp van opgegra ven otolieten de groeisnelhéid van de huidige kabeljauw verge leken worden met de groeisnel heid van kabeljauw in de middel eeuwen. ■P Foto 3 11 't duumpje 1/'06

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2006 | | pagina 11