<e
telijke bepalingen en niet het
beschermen van de natuur.
Hetzelfde verschijnsel zie je bij
milieu effect rapportages (MER).
Deze rapportages zijn onder
meer bedoeld om bij geplande
werkzaamheden rekening te
houden met de in het werkge
bied aanwezige beschermde
soorten maar de uitwerking is
niet altijd zo als door de wet
wordt beoogd. Opdrachtgever
voor een MER is meestal degene
die werkzaamheden wil (laten)
uitvoeren. Die wil weten hoe de
geplande werkzaamheden kun
nen worden uitgevoerd zonder
met de Flora- en Faunawet in
aanvaring te komen. Dat bete
kent dat het bureau dat de MER
uitvoert er belang bij heeft aan
te tonen dat de werkzaamheden
kunnen worden uitgevoerd
anders is de opdrachtgever niet
tevreden. Een paar voorbeelden:
Als je een bioloog van zo'n
bureau spreekt zegt hij dat het
voor een goede rapportage
nodig is een jaar lang te inventa
riseren, maar toch wordt zo'n
rapportage binnen drie/vier
maanden gemaakt. De opdracht
gever verlangt dat en als het
bureau zegt dat niet te kunnen
of willen gaat de opdrachtgever
naar een ander.
Als je gaat inventariseren in een
gebied waar gewerkt gaat wor
den kun je dat op twee manieren
doen. Je kunt gericht op zoek
gaan naar beschermde soorten
en kijken hoe de plannen daar
aan kunnen worden aangepast
of je kunt op willekeurige plek
ken onderzoek doen en tot de
conclusie komen dat je geen
beschermde soorten hebt waar
genomen. Dat laatste is voor de
opdrachtgever het plezierigst en
er zijn bureaus die zo werken.
En wat te denken van een advies
dat werd uitgebracht voor een
gebied waar beschermde soorten
voor kunnen komen en waarin
aangeraden wordt in een straal
van 300 meter rond het werkter
rein gedurende een aantal maan
den flink te maaien zodat er zich
geen beschermde soorten kun
nen vestigen? Er staat niet in dat
de al aanwezige beschermde
soorten dan ook verdwenen zul
len zijn maar dat volgt er wel uit.
Deze praktijken komen niet
alleen bij ons voor. Ook op lande
lijk niveau wordt geprobeerd de
regels van de wet op te rekken
of te omzeilen. MER's die worden
gepresenteerd worden aange
vochten door natuur- en milieu
organisaties en die krijgen niet
zelden gelijk. Op landelijk niveau
krijgen ze steun van de politieke
partijen die het milieu een warm
hart toedragen en ook persaan
dacht kan positief werken.
In onze streek doet 't Duumpje
z'n best misstanden aan de kaak
te stellen maar politieke partijen
zijn hier anders vertegenwoor
digd dan op landelijk niveau en
hebben ook andere belangen.
Daardoor is het moeilijker een
draagvlak te creëren. Als werk
zaamheden als gevolg van
bemoeienis van 't Duumpje niet
door kunnen gaan wordt
't Duumpje vaak de zwarte piet
toegespeeld terwijl juist de ander
zich niet aan de wet heeft
gehouden.
Sommige lezers zullen zich heb
ben afgevraagd waarom er in dit
verhaal nog niets over vlinders is
geschreven maar dat komt
omdat vlinders in dit kader een
andere positie hebben dan
vogels en planten.
Van de beschermde dagvlinders
worden maar weinig soorten in
West Zeeuwsch-Vlaanderen
gezien. Dat betekent niet dat er
geen andere bedreigde soorten
zijn. Het Geelsprietdikkopje bij
voorbeeld wordt nog maar zel
den gezien en het aantal waar
genomen Argusvlinders loopt -
ook landelijk gezien- sterk ach
teruit.
Maar het zal, gezien de procedu
res, nog jaren duren eer deze
soorten op de beschermde lijst
staan en als er in die tijd geen
extra bescherming is, is het wel
licht al te laat.
Voor nachtvlinders ligt de zaak
nog moeilijker. Er zijn in
Nederland zo'n 2250 soorten
nachtvlinders, 860 soorten
macro's en de rest micro's. In
Engeland is bij een langdurig
grootschalig onderzoek gebleken
dat van een behoorlijk aantal
soorten het aantal exemplaren
dat jaarlijks werd gevangen in de
onderzoeksperiode met 90 tot
99% is teruggelopen. Een aantal
soorten is in de onderzoeksperio
de uitgestorven en slechts enkele
soorten vertonen een vooruit
gang. Volop reden om nachtvlin
ders te beschermen maar de
vraag is hoe. Als er een rode lijst
zou worden opgesteld zou, vol
gens deskundigen, daar de helft
van de nachtvlinders op komen
staan en een lijst met meer dan
1000 soorten is niet hanteerbaar.
Je kunt moeilijk verwachten dat
beheerders met zo'n lijst aan de
slag gaan. Ook al zou je de lijst
beperken tot 300 soorten dan is
dat geen optie. Het enige waar
je voorlopig naar kunt streven is
biotoopbeheer.
Veel nachtvlinders worden meer
bedreigd in hun voortbestaan
dan sommige vogelsoorten die
wel extra bescherming genieten.
Conclusie van dit verhaal is dat
de Flora- en Faunawet organisa
ties als 't Duumpje niet overbo
dig maakt. De praktijk leert dat
ze hard nodig zijn om misstan
den te voorkomen.
,renenpJanten'
75 't duumpje 2/'06