*r niet 'in levende lijve', wel ken ik meldingen van deze nieuwkomer in het Zeeuws-Vlaamse land (Dobbelaar, 2002). Roelof zoekt 'bovenaan' verder en vindt een reeks van slakjes, waaronder segrijnslak, boeren- knoopje, bolle duinslak, grote glansslak en bruine blinkslak. Met segrijnslak en grote glans slak herkennen we het aspect van de cultuurvolgers, het zijn bekende soorten van erven in de bebouwde omgeving. We zitten aan de rand van het dorp, dus dat kan kloppen. Overigens zien we geen levende segrijnslakken, want die zitten blijkbaar nog diep weggedoken in holten voor een winterrust. Met een beetje wroeten in de grond komen wel wat overwinterende tuinslakken tevoorschijn. Dat lukt alleen onder het prikkeldraadraster langs de haag. Hier zitten nogal wat slakken in het 'strooisel' van versnipperde takken. Het stru weel is stekelig en ondoordring baar, dat is niks voor slakken'on- derzoek. Onwerkbaar is ook de mat van klimoptakken op de bodem, wat het scheppen van strooisel ernstig bemoeilijkt. In het grasland zelf zijn hier en daar ook bolle duinhorens te vin den. De kaalgetrapte bodem op steilere stukken levert makkelijk wat lege horentjes. Ik verzamel later nog wat mosstrooisel nabij een erf. Deze plek wordt onder andere gebruikt voor het dum pen van tuinafval. Zo kom ik wat koolresten en ook een fraai bloeiend sneeuwklokje tegen. Bij een rasterpaaltje zijn nog enkele lege slakkenhuisjes te vinden na het opzijbuigen van het gras. Dat levert als aanvulling op de soor tenlijst ook een fijngeribde gras slak op. Veel aanwijzingen voor een rijke populatie van die soort zijn er niet. Als je één grasslak vindt worden het er vaak (veel) meer. Dat is hier dus niet het geval. Roelof heeft inmiddels een beschadigd voorhoofd van het turen naar slakken bij de stru- weelrand, dat krijg je met die doornstruiken, bramen en prik keldraad. Hij gaat nog aan de andere kant kijken, maar dat geeft geen nieuwe soorten. Ik mediteer later, na mijn vispartij en, nog wat bij het struweel en zie zowaar een prachtige gewo ne barnsteenslak op het gewas 'schuiven'. Het meegenomen, strooisel dat ik thuis uitzoek laat veel levende bolle duinhorens zien, alsmede wat glanzende agaathorens en geribde jachtho renslakken. We moeten het helaas zonder dwergkorfslak en dwergpuntje doen. Oppervlaktewater In de poelen, de gracht en het kanaal heb ik ijverig naar slakjes gevist, met een zeer matig resul taat. De eerste poel bij de brug levert slechts wat tractorwieltjes op. Het water en de begroeiing zien er goed uit, zodat het resul taat tegenvalt. De andere poel verderop levert zelfs helemaal niets op. Naar een verklaring kan ik alleen maar gissen. Een eerste gedachte is: het zijn drinkpoelen voor het vee en die raken nog wel eens bevuild met faeces en urine. Dan maar met de keukenzeef naar het kanaal. Diep gaat de zeef in het water, èn... geen bodem te bereiken. Alleen het schrapen tegen de steile kant en in de dotten van oeverplanten levert enkele slakjes op. Deze schrale aanvulling betreft Jenkins' waterhoren en puntige blaashoren. Roelof besluit huis waarts te gaan; het is inmiddels al ver in de middag en de fiets tocht terug naar Middelburg neemt nog de nodige tijd. Het monster dat ik vervolgens in de gracht aan de andere kant van de vestingwal verzamel, levert nog wat nieuwe slakjes op, maar liefst één ovale poelslak en één leverbotslak, naast een paar exemplaren van de reeds beken de puntige blaashoren. De grachtbodem bevat veel lege horentjes uit een ver verleden, allemaal opgezwollen brakwater horens. Dat geeft vast het brakke verleden van de gracht weer. Het zal geen materiaal zijn uit de eerder genoemde fossiele strand- afzetting, omdat dan eerder wadslakjes zijn te verwachten. Op plekken met een afkalvende oever is dat strandmateriaal ove rigens vaak goed te zien; onder andere met klepjes van de fossie le korfmossel uit de Eemtijd, ongeveer 120 duizend jaar gele den. Bij het vissen met de zeef vanaf de grasoever merk ik dat de kant ondermijnd is, de zeef komt ver onder de grasrand. Verderop is het resultaat van die ondermijning goed te zien aan de omgevallen knotbomen op de oever. Richting fort Nassau Na deze vispartij wil ik nog wat van de vestingwal zien. Op een betonnen put tel ik terloops nog drie bolle duinhorens en een zui delijke akkerslak. In de richting van het fort haakt een schelpen pad aan op de kruin van de ves tingwal. De slakkenbiotopen her halen zich en het lijkt niet de moeite nog nieuwe verzamelpo- gingen te wagen. Op een bankje bij grenspaal 364b uit 1869 werk ik, veel te laat, wat boterham men weg. Naar België kijkend zie ik nóg twee grenspalen in het polderland. Wonderlijk, drie palen op een rij loodrecht op de gezamenlijke landsgrens? Op een topografische kaart worden die aangeduid als de 'Drieling van Retranchement'. De datum roept ook vragen op, als je bedenkt dat België in 1830 is afgesplitst van Nederland, de grens in 1843 voorgoed is vastgelegd en de paal pas na nog eens 26 jaar is gegoten. Goed, dit is eigenlijk geen stof voor een slakkenver- haal. Na de pauze bij dit histo risch waardevolle merkteken wandel ik terug naar de (tijdelijk verplaatste) bushalte aan de Zwinstraat in het dorp. 't duumpje 3!'07

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2007 | | pagina 15