*r
Eekloosche watergang
7 7 't duumpje 1/2 '07
ook de eigenheid van Zeeland
niet verloren dreigt te gaan.
Kortom: dekt de vlag (Stichting
Het Zeeuwse Landschap) de
lading (landschap en natuur) nog
wel?
Ad 2: Dat opgaande bomen ne
fast zijn voor bepaalde ecosyste
men ontken ik niet, maar dan
moet het ook daartoe strikt
beperkt blijven; bij een ecosys
teem van b.v. een relatief groot
schalig krekengebied kan met de
beste wil van de wereld niet
gesproken worden van een
funeste invloed; daar speelt ook
meer dan alleen maar water- en
weidevogels.
Men kan dan wel in de directe
omgeving bomen uit willen ban
nen, maar dan bevinden zich
daar nog altijd opgaande bomen
van boerderijen, en ik vraag mij
af of dan het effect nog wel zo
groot zou zijn.
Bovendien nestelen b.v. eksters
nogal eens in solitaire struiken
als er in de buurt voedselaanbod
is.
Ad 3: Dat populieren exoten
zouden zijn klopt maar zeer ten
dele: de zwarte populier (popu-
lus nigra), de ratelpopulier of esp
(populus tremula), de witte abeel
(populus alba), en de grauwe
abeel (populus canescens, een
kruising van witte abeel en ratel
populier) zijn inheems!
De marilandicapopulier (populus
x candensis), één van de oudste
klonen van de Canadapopulier,
ontstaan halverwege de 18e
eeuw in Frankrijk uit een kruising
van de inheemse zwarte popu
lier en een uit de V.S. afkomstige
eveneens zwarte populier (popu
lus deltoides), is voor driekwart
een zwarte populier.
Ook de klonen gelrica, serotina
en regenerata bezitten hoofdza
kelijk "zwart" bloed!
Populieren herbergen wel dege
lijk grote natuurwaarden; als je
er rrïaar oog voor hebt; de toch
niet zo algernene soorten als
grote lijster, vlaamse gaai en
wielewaal vinden er hun bio
toop!
En als je populieren maar de tijd
geeft, dan neemt de natuurkwa
liteit exponentieel toe: holtes
bieden nestelgelegenheid voor
holenduiven, ringmussen, uilen
soorten, vleermuizen, en spech
ten, die er bovendien hun kostje
opscharrelen.
In een Engels tijdschrift uit 1980
is in een artikel een overzicht
gepubliceerd van voor insecten
belangrijke bomen in Engeland;
voor Nederland zal dat niet
zoveel verschillen. Daarbij stond
de eik bovenaan met 284 soorten
en de hulst onderaan met slechts
7 soorten. De populier stond nog
redelijk geklasseerd met 97 soor
ten, net onder de prunus en mei
doorn. Ook in dat opzicht scoort
de populier helemaal niet slecht!
Ad 4: De stelling dat populieren
overheersen in randbeplantingen
is overtrokken; dat geldt wellicht
voor beplantingen die na de 2e
wereldoorlog aangebracht zijn,
maar de laatste tijd brengt men
er meer variatie in met duurzame
soorten, waarin populieren meer
een beschuttende rol vervullen
om na ca, 15 jaar, nadat de lang
zaam groeiende soorten voldoen
de groot zijn geworden, het veld
te ruimen.
Ad 5: Het idee dat na ca. 30 jaar
populieren "op" zouden zijn, is
afkomstig uit de bosbouw: de
boom is dan geschikt voor ver
werking tot gebruikshout.
Ecologisch gezien - en zo moet
de natuurbeschermer en -beheer
der dit uitsluitend zien - staat
een populier nog maar aan het
begin van zijn levensloop.
Honderdjarige populieren zoals
de marilandica's vormen geen
uitzondering; kijk maar naar de
bomen langs de vaart in Sluis,
waarvan een gedeelte helaas
gerooid is, enkel en alleen omdat
er gevaar bestond voor aanpa
lende huizen, maar waarvan een
aantal nog gezond kernhout
bleek te hebben!
Voorts bevinden er zich - voor
zover mij bekend - in Veere een
aantal, en een solitair op cam
ping De Wulpen aan de Strij-
dersdijk bij Cadzand.
Met het bovenstaande heb ik
trachten aan te tonen dat de
"natuur" dus niet gebaat is met
eenzijdige benaderingen.