*r maart een bijeenkomst belegd te Biervliet, om verdere uitleg te verschaffen, die goed werd bezocht. Afgesproken werd: Eén bezoek in de eerste helft van april, 1x in de tweede helft van april en 1x in de eerste helft van mei als alleen wilde eend, schol- tussen de ontwikkelingen buiten dijks en binnendijks en ook tus sen West-Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Bovendien zijn er aanzienlijke verschillen binnendijks tussen de reguliere landbouwgebieden en de natuurontwikkelingsgebieden Aantalverloop van buitendijks broedende pioniervogels in Zeeuws-Vlaanderen r steltkluut '1 kluut J kleine plevier J bontbekplevier i strandplevier bonte strandloper 1957-59 1966-68 1972-74 1983-84 1989 1994 2001-02 2006 0 0-10 0 0 0 0 0-1 0 120-150 ±185 140-150 259-287 35 90 178 131 0 >10 3-8 1-4 0 0-3 6 1 7 >3 3-4 3-4 3 3 6-8 9 7 >10 12-15 55-65 43 29 28 17 0 0 0 0-1 0 0 0 0 j Aantalverloop van buitendijks broedende weidevogels in Zeeuws-Vlaanderen 1957-59 1966-68 1972-74 1983-84 1989 1994 2001-02 2006 smient 0 0 0-1 0-1 0 0-1 0 0 pijlstaart 0-3 0 0 0 0 0 0 1 krakeend 0 0 0 0-2 0-2 19-21 ±20 40-45 1 wintertaling 0 7 1-2 >1 0 0 0 0 wilde eend 7 7 >150 235-270 >575 500-660 1100-1200 1400-1500 -• zomertaling 0 1-2 >1 0-1 0 0 0 1 slobeend 0 5-10 10-15 20-23 39 27 23-28 45-50 d scholekster <100 80-100 190-220 270-330 325-435 410-500 550-600 410-430 i kievit 7 >100 30-50 45-55 ±70 36 80-90 75-80 kemphaan >5 2-15 4-11 1-3 0 0 0-1 0 j grutto 0 >30 20-40 ±15 ±14 7 4-8 8 tureluur <200 7 545-600 490-550 700-720 565-660 965-1060 1700-1800 ekster en kievit werden aange troffen. Een vierde bezoek in de tweede helft van mei, indien het vermoe den rees dat er mogelijk andere soorten aanwezig waren. Aan deze afspraak is door bijna iedereen goed de hand gehou den. In totaal hebben meer dan 60 mensen aan dit project mee gewerkt. Verschillen Op het eerste gezicht zijn de resultaten overwegend positief. Bij nadere bestudering van de gegevens blijken er echter aan zienlijke verschillen te bestaan Buitendijks zijn de meeste soor ten vooruitgegaan, maar dat gegeven komt vrijwel volledig voor rekening van Saeftinghe. In de westelijke schorren is er over wegend afname met name door verstoring (wandelaars-honden!). Met uitzondering van wilde eend, scholekster en kievit broedt meer dan 50% van de populatie van de pioniers en wei devogels in natuurontwikkelings gebieden van de afgelopen 10 tot 15 jaar. Afgezien van enkele waterlopen met natuurvriendelij ke oevers, enkele kreken en de Grote Putting in het oosten komen buiten natuurontwikke ling praktisch geen kritische soor ten meer tot broeden. Dat is vooral in West-Zeeuws- Vlaanderen het geval. Ook het aandeel van scholekster en kievit dat in natuurontwikkeling broedt, neemt fors toe. In de reguliere landbouwgebieden nemen alle soorten af. De toena me komt geheel voor rekening van natuurontwikkeling. In West-Zeeuws-Vlaanderen zijn de resultaten in 2006 stukken beter dan ooit tevoren. Nieuwe natuurgebieden die worden aan gelegd in het kader van natuur- herstel en natuurontwikkeling zijn altijd onmiddellijk in trek bij pioniers als kleine plevier, strand plevier, bontbekplevier en kluut. In dat opzicht wijken deze gebie den niet af van de infrastructure le werken uit het verleden. En net als toen vormt het behoud op langere termijn van deze soorten een uitdaging. Het vast houden ervan blijkt na enkele jaren telkens een probleem zoals ervaringen in een wat ouder gebied als de Blikken ons leren. Buitendijks gaat het de pioniers allerminst voor de wind. Broedbiotopen zijn er voorhan den maar verstoring valt hun hier ten deel. In enkele gebieden zoals de Hooge Platen en het Voorland van Nummer Een speelt ook de successie in de vegetatie een rol. Dat laatste gebied is nog steeds interessant voor kluten, maar is tevens een soort van hon- denuitlaatcentrum en dat geeft weinig hoop voor de toekomst. In de beginfase is natuurontwik keling meestal alleen interessant voor scholekster en kievit, maar gaandeweg komen er meer wei devogelsoorten. Dankzij deze evolutie en het toegepaste beheer is de Blikken nu verreweg het belangrijkste weidevogelge- bied van West-Zeeuws- Vlaanderen. De ontwikkelingen daar geven goede hoop voor die in de Sofiapolder. Dit staat in schril contrast tot de natuuront wikkeling in het oosten van de streek. Hier is het scenario heel anders. Na een vestiging van pio- 7 't duumpje 1/2 '07

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2007 | | pagina 7