oogjes zitten op een bultje. Jaap vond in de bagger weinig nieuws. Het leek of er vrij veel landsoorten in terechtge komen waren, meestal oud spul. Buitendijks Na de vondsten bij het gemaal zijn we aan de andere kant van de dijk gaan kijken. De eerder gevonden oude gras slakken in het struweel voorspelden betere vondsten van die soort bij het zandhoekje. Het zijn toch min of meer pioniersoorten. Vanaf de kruin van de zeedijk overzagen we het 'speel veld' met onder andere: de zandhoek, het dijkrestant, de afwatering en het voorland. We gingen eerst naar het voorland, dat omgeven was door een stevig raster. De toegang leek niet zonder problemen en we vroegen ons af of er op dit kaalgegraasde terrein wat te vinden was. We concludeerden dat het terrein te zout moest zijn en dat de aanwezige poel ook wel niet veel zou opleveren. Dat was wellicht een onjuiste inschatting, want ik las later dat er een zoete drinkput in het terrein aanwezig is (Antonisse c.s., 2005]. Meer enthousiasme hadden we voor het zeedijkrestant, zodat we daar zon der aarzeling naar toeliepen. Aan de voet was een vloedmerk te vinden met huisjes van de grasslak. Jaap raapte er een paar op. Het was echter niet zeker dat het om autochtoon materiaal ging, zodat we hoger op het dijktalud gingen kijken in de ruige grasvegetatie (strandkweek, duinriet?]. Bij de oude resten van klissen lagen eveneens heel wat grasslakken. Jaap is in het ruige gras gaan zoeken, waar hij tot weinig resultaat kwam. Hoger op het dijkres tant was de vegetatie lager en meer open. Het verzamelen van bodemma teriaal ging hier niet echt gemakkelijk, zodat we het bij zichtwaarnemingen hebben gehouden. Daar waren met ge mak wat Doorschijnende glasslakken en Behaarde slakken te bemachtigen. Die glasslak is een echte winterslak, in deze tijd raakt hij volgroeid. Het is wonderlijk dat zo'n tere slak in dit barre milieu gedijt. Vergelijkbare vondsten deden we ook in duinvegetaties van de Kaloot en Neeltje Jans. We zochten op een weinig begroeid, stenig stukje nog naar mostonnetjes, wat enkel een paar aavullende vondsten van de gras slak opleverde. Bij het nakijken van de vondsten thuis bleek de verzameling grasslakken hoofdzakelijk de Fijnge- ribde grasslak te betreffen. Na dit dijkstukje hebben we nog even op de zandhoek gekeken. Het enige verse schelpmateriaal dat mijn aan dacht had waren enkele doubletten van de platte slijkgaper. Op de terug weg vonden we hoger op de dijk een stuk drijfhout, met in een holte een piepklein (boor?]mosseltje. Ik haalde het er wat te ruw uit, waarbij het niet helemaal gaaf bleef. De kwaliteit was goed genoeg om er later een Brakwa- gerde sloot, maar er werden eveneens veel Jenkins' waterhorens gevist. De huisjes werden herkend als de 'dikke vorm' en waren vrijwel zonder aanslag en wier. Dat ontdekte ik natuurlijk pas thuis onder het binoculair. De bewering is dat de dikke vorm in brakker milieu vertoeft dan de slanke. Of dat hier bij Nummer Een ook het geval is, blijft gis sen. Daarvoor moeten toch werkelijk de waterkwaliteitsgegevens nagegaan worden. Uit het winterbeeld van de gemaaide en uitgehaalde slootvege- tatie waren geen conclusies over het termossel van te kunnen maken. Deze mossels moeten in Terneuzen, binnen de sluizen, rijkelijk voorkomen, dus was die vondst niet helemaal verrassend. Bos Toen bleef alleen het bos nog over om een aanvulling op de slakkenlijst te leveren. Daar naartoe lopend lonkte de dijksloot als fysische barrière nogmaals tot het vissen van een slakje. Tenslotte was het hier een andere polder dan aan de oostzijde van het gemaal. Hier was geen roestvorming in de uitgebag Fijngeribde grasslak Candidula gigaxii CHarry Raad], zoutgehalte te trekken. Er kon in beide dijksloten alleen nog riet herkend worden, wat nou niet direct een goede indicatie geeft. Het bos gaf weer een heel ander slakkenmilieu. Jaap merkte op dat de strooiselvertering hier prima was; onder het verse strooisel was meteen de bonkige klei aanwezig, zonder ruige humuslaag. De strooisellaag bestond voornamelijk uit het slecht verteerbare eikenblad. Hier deden we wederom zichtwaarnemingen en lieten het verza melen van strooisel achterwege. Naast de reeds gevonden soorten werden

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2008 | | pagina 13