^lag en Zuiddorpe en de omgeving van Hoek en Philippine. Opvallend afwezig was e Bosuil rondom Axel. Met nadruk wordt ermeld dat alle daar aanwezige potentiële broedlocaties goed zijn onderzocht. Het voorkomen van de Bosuil weerspiegelt het voorkomen van bos in de streek. Bos in Zeeuws-Vlaanderen bevindt zich vooral op de voor de landbouw minder aantrekkelijke (dekjzandgronden. Er was geen enkel broedpaar aanwezig in een populierenaanplant zonder onder groei of in een populierenweiland. De drie kleinste geïsoleerd liggende bosjes met Bosuilen waren het Toniobosje Sint Kruis C3,5 ha}, de windsingel bij DOW Hoek (6,5 ha] en de Hoge Berg in de Poelpolder Sas van Gent (9,5 ha], In alle drie de gevallen bestaat de omgeving uit gevarieerd terrein met de nodige beplanting. Bosuilen jagen vanuit stand en hebben daarom zitplaatsen (beplanting!] nodig om prooi te kunnen bemachtigen (Mikkola 1983, Cramp et al. 1985], Als aanvulling op de waarnemingen van begin 2008 is vermeldenswaard dat sinds december 2008 aan de Heerendreef in Aardenburg geregeld een roepende Bosuil wordt gehoord (Fred Schenk], Fred woont daar en vermeldt er nadrukkelijk bij de soort daar niet eerder te hebben gehoord, ook niet tijdens de inventarisatie van 2008! Elders in Zeeland In Zeeland ten noorden van de Wester- schelde en op Goeree-Overflakkee is er evenals in Zeeuws-Vlaanderen tot aan de jaren negentig verwarring over het wel of juist niet voorkomen van de Bosuil. Ook daar geldt duidelijk dat een uil in het bos nog geen Bosuil is! Samengevat komt het er op neer dat tot aan het begin van de jaren negentig van definitieve vestiging geen sprake was (Werkgroep Avifauna Na tuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland 1986, Walhout Twisk 1988, Vergeer Van Zuijlen 1994, Breedveld et al. 2004], Nadien heeft de Bosuil ook ten noorden van de Westerschelde, al is het schoorvoe tend en met behulp van door vogelasiels uitgezette exemplaren (Marcel Klootwijk, George Tanis, André de Baerdemaker], voet aan de grond gekregen. Op Goeree- Overflakkee gaat het inmiddels zeker om 1-2 broedparen (George Tanis] en op Schouwen Duiveland om 6-7 broedparen (Rinus van 't Hof], Op Walcheren zou de soort na vestiging weer zijn verdwenen. In een persoonlijke mededeling schreef Marcel Klootwijk daarover het volgende: "Het verhaal van de Bosuil voor Walcheren is afgelopen in 2004. In 1993 werd er voor het eerst melding gemaakt. Sindsdien ging het om maximaal twee mannetjes en één vrouwtje in het Oranjebosch bij Oostkapel- le. Eén mannetje heeft het tot en met 2004 volgehouden. Deze vogel heb ik jaarlijks een aantal keer opgezocht tot april 2004. Ik heb tussen 1995 en 2004 nooit meerdere exemplaren kunnen vaststellen. Aangezien ik in de zomer van 1993 bij de Mikke werk zaam was, kan ik met zekerheid vaststellen dat één, waarschijnlijk twee vogels zijn uitgezet in het Oranjebosch. Eén van de vogels was, net over de grens in Duitsland, in een vrachtwagen met erwten beland en is na de lange reis bij de Mikke terecht gekomen." Van Sint Philipsland, Tholen, Noord- en Zuid-Beveland zijn geen zekere, (is bevestigde] Bosuil-waarnemingen be kend. Er heeft daar overigens geen gericht onderzoek naar de soort plaatsgevonden (Leonard Ketting, Niels de Schipper, Mark Hoekstein], periode was er ook in Nederland sprake van een toename, maar duidelijk minder spectaculair. In 1973-1977 ging het om 2500-3000 en in 1998-2000 om 4500-5500 broedparen (Teixeira 1979, Koning 2002], De Westerschelde, die de scheiding vormt tussen Zeeuws-Vlaanderen en de rest van Zeeland, is voor Zeeuws-Vlaamse Bosuilen waarschijnlijk een te grote barrière om het gebied ten noorden ervan te koloniseren. In de rest van Zeeland zal men het dan ook van Hollandse en Brabantse Bosuilen moeten hebben. Mijn verwachting is dat de soort zich ook ten noorden van de Wester schelde sterk zal uitbreiden. Dat heeft dan tot gevolg dat ten opzichte van de rest van Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen er niet meer uitspringt. In de zuivere zin des woords, en daar weten wij Zeeuwen alles van, is het dan geen Zeeuws bolwerk meer. Jonge Ransuil in Braakman Noord op 23 mei 2008. Het jong was op het moment van ringen 23 dagen oud. Voor een Ransuil was het jong op een normaal tijdstip geboren. Het jong zat in een oud Buizerdnest. Zowel jonge als oude Ransuilen zijn te herkennen aan de fel oranje ogen (Alex de SmetJ. Herkomst van de Zeeuwse Bosuilen De vestiging van de Bosuil in Zeeuws- Vlaanderen sluit aan bij de spectaculaire uitbreiding van het broedareaal vanaf de jaren tachtig in Vlaanderen. Halfweg de jaren zeventig werd het aantal broedparen voor Vlaanderen geschat op 200. Voor de periode 1985-1988 komt de schatting op 660-880 en voor de periode 2000-2003 op "het twee- tot drievoudige daarvan" (Vermeersch et al. 2004], In dezelfde Medewerkers Inventarisatiemedewerkers. Luciën Boer- jan, Piet du Burck, Henk Castelijns, Gerard van Daele, Aad Drenth, Jan Janssens, George van der Hel, Wim Lansman, Ko Koekoek, Jean Maebe, Eddy Matthijs, Joop Millenaer, Fred Schenk, Rudy Smet, Cor Sol, Franklin Tombeur, Luud Persijn, Kees Rijk, Theo Spuessens, Walter Van Kerk hoven, Willy Vink, Herman van de Voorde, Bram Vroegindeweij, Petrus van 't West einde, Alex Wieland. Informanten. Huub Bun, André Baerde maker, Henk Bondewel, Marc Buise, Bob

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2009 | | pagina 17