Wel de splinter bij een ander.
door Awie de Zwart
Het vinden van zeldzame planten is geen gemakkelijke zaak. Ze zijn
immers zeldzaam en letterlijk dun gezaaid. Bovendien hebben ze de
neiging om niet op te vallen, en om in die enorme hooiberg die ene speld
te vinden heb je vaak geluk nodig.
Hoe vaak heb ik me niet gerealiseerd
dat als ik twee meter meer naar links
of rechts had gelopen ik dat zeldzame
plantje gewoon ongezien was gepas
seerd. Het is dan ook geen schande als
zeldzaamheden onopgemerkt blijven.
Maar soms is het verbazingwekkend
dat een vondst niet al veel eerder is
gedaan.
Het gebeurde mij onlangs. Terwijl ik
een eerste rondje maakte door een
KM-hok dat ik dit jaar wilde uitpluizen,
liep ik tegen een grote zeldzaamheid
op, letterlijk, want het onderwerp was
zo'n 15m hoog! Inderdaad, een boom,
een lep wel te verstaan, meer precies
een Fladderiep.
I Flddderiep [Awie de Zwart],
lEen prachtig scheefgegroeid exem
plaar met gebogen takken die tot op
de grond reikten. Hij groeide aan de
rand van een verlaten weiland in de
Veerhoekpolder. Nota bene op een
flinke steenworp van mijn huis. Blijk
baar kunnen dingen ook te groot zijn
om waar te nemen.
Steeltjes
Het lijkt natuurlijk bizar dat zo'n forse
boom, met een stamomvang van 1.80 m
op ooghoogte, zich al zo lang aan mijn
waarnemingen weet te onttrekken.
Maar er zijn verzachtende omstan
digheden. De herkenning van een iep
geschiedt via de bloeiwijze en het zaad
en die verschijnen al zeer vroeg in het
seizoen. Bovendien bevinden deze zich
vaak vele meters boven het maaiveld
in de kroon en daarmee onbereikbaar
voor determinatie.
Maar dit voorjaar trof ik de boom
eind maart overladen met bloeiwijzen.
Omdat de afhangende takken tot aan
de grond reikten waren de bloeiwijzen
binnen handbereik en de determinatie
een koud kunstje. De bloeiwijzen zitten
aan steeltjes van ongeveer 2Vi cm lang.
Hieraan heeft de boom zijn oude naam
Steeliep te danken. Het is hèt onder
scheidend kenmerk ten opzichte van
de twee andere soorten: Gladde iep en
Ruwe iep.
lepenziekte
Vroeger waren iepen veelvuldig aan
wezig in het landschap. Het was een
dankbare boom met waardevol hout
en bestand tegen zeewind. Maar de
iepenziekte heeft van de iep inmiddels
een zeldzame verschijning gemaakt.
In 1919 werd voor het eerst melding
gemaakt van zieke iepen in Brabant.
De jaren daarna verspreidde de ziekte
zich razendsnel, ook in het buitenland.
De veroorzaker van de ziekte is een
schimmel. Deze lift mee met de lepen-
spintkever die zich invreet in gezonde
jonge twijgen van de lep. Daarmee
verschaft hij de schimmel een gemak
kelijke entree. Die vermeerdert zich
vervolgens vliegensvlug met als gevolg
dat de groene twijgen in het seizoen
van boven naar beneden afsterven.Uit
eindelijk sterft de hele boom. Dat wil
zeggen bijna, want bij de Gladde iep,
ook wel Veldiep genaamd, schiet de
boom toch weer uit via wortelopslag,
maar ook die vallen vroeg of laat weer
ten prooi.
Hoop
Met golven van hevigheid hebben we
inmiddels een kleine eeuw iepenziekte
achter de rug. En dat heeft zijn effect
in het landschap niet gemist. Er is een
Bloeiwijzen aan steeltjes van 2,5 cm
C'Awie de Zwart).
waar slagveld aangericht onder de
oude iepen. Van wat ooit aanwezig was
resteert nu bijna niets meer. Om die
reden kunnen we niet zuinig genoeg
zijn op het restant monumentale iepen
[112 jaar) ten noorden van Aardenburg.
Toch is er hoop. Sinds de ontdekking
van de iepenziekte wordt al gewerkt
aan het ontwikkelen van resistente
soorten, maar inmiddels is ook ge
bleken dat de inheemse Fladderiep
gewoonlijk niet wordt getroffen door
de iepenziekte.
Dat biedt nieuwe kansen voor de iep in
ons landschap. Een terugkeer van de
boom die hier eeuwenlang het beeld
heeft bepaald. Het is daarom te hopen
dat er binnen een paar decennia weer
fraai gevormde forse iepen staan waar
uit met gemak de balk kan worden
gezaagd die we zo vaak niet opmerken
in ons eigen oog.