Je hebt bijen die in de bodem wonen en er zijn er die bovengronds neste len. Verder behoort een groot aantal soorten tot de koekoeksbijen die hun eieren in andermans nest leggen. In Nederland komen 340 soorten wilde bijen voor en daarvan staat 56% op de rode lijst. Als natuurbeheerder kun je op twee factoren grote invloed uitoefenen: voedsel en nestgelegenheid. Bij nestgelegenheid gaat het in de eerste plaats om het beschermen van nest locaties door bijvoorbeeld een terrein open te houden of het handhaven van weipalen en het laten staan van dode bomen. Voor wat betreft de voedselsi tuatie gaat het vooral om het maai- en/ of weideregime van een terrein. Inten sief beweiden of alle vegetatie tegelij kertijd maaien kan funest zijn maar ook het tegenovergestelde (niets doen] kan heel schadelijk zijn. Een goed beheer begint bij kennis van wat in een gebied voorkomt. Het Zeeuwse Landschap heeft een provinciedekkende inven tarisatie uitgevoerd, waarbij bleek dat er bijna 200 soorten in de provincie voorkomen. Meer dan de helft ervan staat op de rode lijst. Honingbijen behoren niet tot de wilde bijen en bij het beoordelen van aan vragen om kasten in natuurgebieden te mogen plaatsen is de vraag aan de orde of honingbijen concurrenten zijn van wilde bijen. Er is veel onder zoek naar gedaan waarbij geen harde bewijzen zijn gevonden maar wel veel aanwijzingen in de richting van con currentie. Daarom is voorzichtigheid op z'n plaats. Na de middagpauze kwam Albert Reynaers van de Limburgse Im- kersbond vzw aan het woord. De titel van zijn presentatie luidde: honing kan men importeren, bestuiving niet. Ook deze spreker ging in op de sterfte onder bijen en hommels en de mogelij ke oorzaken. Honingbijen hebben een enorme economische betekenis vooral door bestuiving. Appels en kersen worden voor 90% bestoven door bijen, voor aardbeien is dat 80% en voor peren en frambozen 70% maar ook groenten als komkommer, aubergine en peulvruchten hebben baat bij het bezoek van een bij. Op wereldschaal komen honingbijen na runderen op de tweede plaats inzake toegevoegde waarde aan de voedselindustrie. Pro fessor Fr. Jacobs, verbonden aan het Laboratorium voor zoöfysiologie aan de universiteit van Gent, klasseert de bij en, gezien het [indirecte] belang voor Vlaanderen, op de vierde plaats, na de koe, het varken en de kip. Het gaat om een economische waarde van jaarlijks 500 miljoen euro. Spreker pleitte voor maatregelen om de bijenstand op peil te houden zoals het aanplanten van bomen, het inzaaien van bloemen- mengsels, aanplant van bijvriendelijke planten en struiken, terughoudendheid bij het afgeven van kapvergunningen, stimulering en ondersteuning voor imkers en educatie. De laatste spreker was Dieter De- praetere van Proclam vzw [Pro vinciaal Centrum voor Landbouw en Milieu) met als thema: Pollen- en nectarranden: een hoopvol experiment in landbouwgebied. Hij lanceerde een aantal uitspraken: Bijen boeren achteruit in onze West- Vlaamse agrarische topregio; Het land van melk en honing: Hoe meer melk, hoe minder honing: Geen bijen, geen voedsel; Geen voedsel, geen bijen. Spreker hield een pleidooi voor akker randen en belichtte een aantal experi menten en de resultaten daarvan. De experimenten zijn erop gericht meer kennis te verkrijgen over geschikte drachtplanten voor bijen. Tevens wil men een aanzet geven tot verder onderzoek. Inzet is grootschaligheid en duurzaamheid. In zijn presentatie vertoonde hij ook een dia met gegevens over de ac tieradius van bijen en hommels. Die bedraagt voor honingbijen tot 3 km, voor hommels 500m tot 1 km en voor solitaire bijen 10 tot 200m. Iets om rekening mee te houden. Het symposium werd voorgezet met een paneldiscussie, geleid door Peter Norro van de provinciale dienst Milieu, Natuur en Waterbeleid. De eerste stelling was: "Vier jaar nadat de laatste bij uitsterft, sterft ook de mens uit." Uit de discussie kwam naar voren dat het verdwijnen van bijen grote gevolgen heeft voor andere soorten en het begin vormt van een kettingreactie waarvan de gevolgen niet te voorspellen zijn. Tweede stelling was: "Pesticiden zijn niet de oorzaak van het verdwijnen van de bijen." Het probleem doet zich niet voor in de fruitteelt omdat de telers het belang van bijen inzien en er terdege rekening mee houden. Bij andere bloeiende gewassen wordt vaak minder tot geen rekening gehouden met de bijen, met soms als gevolg dat een volk in korte tijd sterft. Bij dit onderwerp kwam ook de invloed van de ggo's [genetisch gemodificeerd organisme) ter sprake. Conclusie was dat het om een moei lijke afweging gaat. "Bijen zijn niet meer welkom in onze samenleving" was de derde stelling. Uit de discussie kwam het belang van een goede voorlichting naar voren om angst weg te nemen. De vierde stelling: "Een actie rond honingbijen heeft geen zin in het kader van meer biodiversiteit" haalde het niet. De deelnemers aan de discussie vonden actie van groot belang. De vijfde stelling "Veel planten die goed zijn voor bijen, zijn exoten" leidde vooral tot een mengeling van stand punten over welke planten en bomen al dan niet tot de exoten moeten wor den gerekend. De zesde en laatste stelling luidde "Je kunt beter duurzame nectarrijke bo men aanplanten dan bloemenmengsels inzaaien." Een combinatie van beide als aanvulling op elkaar leek de deelne- mers de beste oplossing. Het symposium-werd afgesloten door Bart Naeyaert, gedeputeerde voor Land- en Tuinbouw, tevens voor zitter van Proclam vzw. Hij wil zich inzetten om het probleem van de verminderde West-Vlaamse bijenpopu latie aan te pakken en ijvert ervoor om landbouwbedrijven actief te betrekken bij de zorg voor natuur en landschap en bij het vergroten van de biodiversiteit. Tot zover het verslag van het sympo sium.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2010 | | pagina 14