Kleine zwanen in West Zeeuws-Vlaanderen 'AN Het broedgebied ligt in Noordwest-Rus land en Noord-Siberië. In de Petsjora Delta broeden veel vogels die bij ons overwinteren. De tocht er naartoe is ongeveer 4000 km lang. Deze afstand kunnen ze niet in één keer overbruggen, dat doen ze in etappes, want vliegen kost veel energie. Als hun brandstoftank (vetvoorraad) leeg is, moeten ze weer bijtanken. Het vergt dan wel 2 tot 3 we ken tijd voordat ze weer verder kunnen Jaap Poortvliet Als jullie dit artikeltje lezen zijn de ganzen en Kleine zwanen, die bij ons de winter doorgebracht hebben alweer lang vertrokken. De Kleine zwanen zijn zelfs al weer bijna in hun broedgebied gearriveerd. Ze vertrekken van uit Zeeland tijdens zachte winters al omstreeks half januari en komen eind mei in hun broedgebied aan. namelijk 110 dagen, terwijl een poolzo- mer maar 120 dagen duurt. Het past dus allemaal maar net. Bovendien stagneert in augustus de grasgroei, waardoor ze verder de toendra op moeten. Vooral de jongen lopen dan het risico om door een Poolvos gepakt te worden. Als ze al deze problemen overwonnen hebben, gaan ze eind augustus/begin september aan de tocht naar hun overwinterings- gebied beginnen. Deze tocht gaat snel- Kleine zwanen zetten de landing in (Jaap Poortvliet]. 1990-1994 bedroeg het aantal overwin teraars in Nederland 17.500, dat is bijna driekwart van de wereldpopulatie. In de jaren '30 van de vorige eeuw over winterden Kleine zwanen alleen rondom de Zuiderzee. Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 verzoette het IJssel- meer snel, waardoor er onderwaterplan ten begonnen te groeien zoals fontein kruiden en kranswieren. Deze planten vormden toen het hoofdvoedsel. Van de Kleine zwanen in de mist (Jan Janssens], gaan. Als ze naar het noorden trekken is de grasgroei in het noorden nog niet op gang gekomen, waardoor ze aangewe zen zijn op ander voedsel. Ze eten dan vooral de eiwitrijke knolletjes van het Schedefonteinkruid, een onderwater plant in zoet water. Het is tijdens de trek het hoofdvoedsel. Ze vissen het gronde lend op vanaf de bodem. Als ze eind mei in hun broedgebied aankomen, ligt er nog volop sneeuw en ijs maar ze beginnen gelijk met de nestbouw, eieren leggen en broeden. Je vraagt je af, waarom zo vroeg in al die kou? Waarom niet wat later? Vogels die laat aankomen, kunnen hun jongen niet meer vliegvlug krijgen voordat de poolwinter invalt. De broedperiode en het grootbrengen van de jongen vergt Ier dan de tocht naar het broedgebied. Voor hun jongen is dat een hele opgave, ze hebben bijna nog nooit gevlogen. Tijdens de tocht van 4000 km sterft wel 20%, en als het tegenzit soms wel 80%, van de jonge vogels. De terugtocht naar hun overwintering- gebied gaat langs Noord-Rusland, de Baltische staten, Polen, Noord-Duits- land en Denemarken. Nederland is voor Kleine Zwanen een belangrijk overwinteringsgebied maar er gaan ook wel Kleintjes door naar Groot-Brittannië en Ierland. Dat doen ze vooral in strenge winters. In de jaren fonteinkruiden woelen ze de knolletjes los met hun poten. Midden jaren '60 verdwenen de kranswieren en fontein kruiden door watervervuiling, waardoor de Kleine zwanen noodgedwongen zijn overgeschakeld op oogstresten en grasland. Ze verspreidden zich daardoor over de lage delen van Nederland. In de jaren '80 verbeterde de waterkwaliteit weer, waardoor er in de Randmeren bij het IJsselmeer weer onderwatervege tatie kwam, die ze gingen benutten. De Lauwerszee was intussen ook ingepol derd, waardoor dit ook een belangrijk gebied werd voor Kleine zwanen. Maar daar zitten ook Knobbelzwanen en Meerkoeten. Het zijn geduchte concurrenten die er bovendien jaarrond zitten en nog voordat de Kleine zwa-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2010 | | pagina 7