Slakkeninventarisatie
Groote Gat e.o., Sint Kruis
CSlakker/werkgroep KNNV Afd. Bevetanden, rapport nr. 89, d.d. 29-11-2009).
Harry Raad
Op 24-11-2009 bezocht de Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden het
Groote Gat e.o. ten westen van Sint Kruis Ckm-hok 22-366). Vanaf de kaart
leek het een relatief saai stukje polder met een doorbraakkreek. Het bleek
daar fraaier dan gedacht. Het slakkenwerk werd verricht door Jaap Woets
en ondergetekende.
De locatie
De bezochte plek ligt in de 'Beooster
Eede en Hoogland van Sint Kruis
polder', en wel in het noorden tegen
de Sint Pietersdijk. De basis van de
landschappelijke ontwikkeling was de
smalle dekzandrug, die in westelijke
richting tot voorbij Aardenburg te vol
gen is. Ter plaatse is dat het Hoogland
van Sint Kruis. Door inundaties van
West Zeeuws-Vlaanderen - bij Sluis
in 1583 - volgden rampen, waaronder
de doorbraak van de dekzandrug bij
Sint Kruis. Een grote doorbraakkolk,
het Groote Gat, bleef in het land
schap achter. De Sint Pietersdijk werd
in 1611 aangelegd ter beveiliging van
het hoge land ten zuiden daarvan. Het
Groote gat werd daarbij afgedamd. De
bedijking van de gehele polder kwam
pas later, in 1651. Een herdijking vond
plaats in 1687, nadat de polder vijftien
jaar geïnundeerd was geweest (Wil-
derom, 1973).
Bodemkundig is de situatie gevarieerd.
Plaatgronden en dekzanden gaan
abrupt in elkaar over op plekken met
'flinke' hoogteverschillen. Het dekzand
is kalkloos, daarentegen zullen de jonge
plaatgronden nog niet ontkalkt zijn.
Het Groote Gat is onderdeel van de
afwatering van het zuidelijke polder
gebied. Na het passeren van een stuw
aan de voet van de Sint Pietersdijk
vervolgt het water, via een duiker in de
dijk, zijn weg in noordelijke richting. Bij
de stuw wordt de waterkwaliteit ge
meten. Het water is min of meer zoet,
alleen in de zomer wordt de grens met
licht brak net overschreden (Provincie
Zeeland, 2007).
kale beschoeiing beschikbaar en was
de waterbodem onbereikbaar diep. Bij
de stuw leek de kans op een positief
resultaat evenmin aanwezig. Daar is
niet eens gevist. Jaap had veel later
op een plek zuidelijker gevist, en daar
Jenkins' waterhoren opgehaald.
Rietzoom
Op de oever langs het water groeide
binnen de beschoeiing wat armzalig
riet. In feite was het een vochtige gras
strook die niet meegemaaid werd met
het brede graspad ernaast. Ik heb daar
Grote diepslak (Harry Raad).
Het water van het Groote Gat was goed
bereikbaar, doordat de oever door een
visvereniging was ingericht. In een on
diep stuk met platgeslagen of bijeenge
dreven riet viste Jaap meteen al enkele
bron-blaashorens op. Dat was een eer
ste aanduiding voor zoet water, zodat
ik gretig meer zoetwatersoorten wilde
zien. Door te vissen tussen staand riet
en in mini-poeltjes naast de visplek-
ken scoorden we nieuwe soorten in
onze huishoudzeven. De volgende
slakken werden genoteerd: grote- en
kleine diepslak, draaikolkschijfhoren,
vlakke schijfhoren, platte- en vijver-
pluimdrager, en gewone en moeras-
hoornschaal. Vanaf de oever langs
de Sint Pietersdijk deed ik opnieuw
vispogingen, maar daar bleek enkel een
Op stap, het water
Het startpunt van de excursie lag
westelijk van de stuw, aan de Heirweg.
op het oog slakjes gezocht, wat de
soorten behaarde slak en kelder-glans
slak opleverde. Vooral de laatste was
er makkelijk te vinden. Ook kwamen er
lege huisjes van barnsteenslakken uit
de zode. Het hier verzamelde strooisel
bracht verrassingen. In drogere en nat
tere stukken heb ik wat ruw schraap-
en graafwerk verricht met een voegij
zer. De losgemaakte pollen en grond
zijn meegenomen. Wonderlijk was de
flinke hoeveelheid grote diepslakkken
die daaruit tevoorschijn kwam. Het was
daar de enige zoetwatersoort. Ik weet
niet beter dan dat ik die op het land
verzameld heb. Deze slakken, voorna
melijk jonge exemplaren, waren haast
alle levend! Ze moeten daar met water
terechtgekomen zijn, kunstmatig of op
natuurlijke wijze. Het is me niet bekend
of ze lange tijd kunnen droogliggen.
Wel heeft de diepslak een afsluitplaat-
je, dat het beest in ieder geval tijdelijk