Functionele biodiversiteit
Met de paplepel ingegoten
DE GLAZENMAKER
Anna Almekinders
De Glazenmaker Anna AlmekindersJ.
Kleine Wies had van haar vader als
verjaardagscadeautje een mooie
rozenstruik gekregen. Vader had die in
haar tuintje geplant en zij verheugde er
zich iederen dag opnieuw over en telde
ieder nieuw blad, dat er aan kwam.
Maar op een dag was Wiesje heelemaal
wanhopig. Zij had ontdekt, dat er overal
op de bladeren bladluizen zaten. Die
hadden bijna at het sap uit de bladeren
gezogen, verscheidene waren heele
maal in elkaar gerold en de geheele
rozenstruik zag er ellendig uit.
Luizenmelkerij (Anna Almekinders
eieren leggen. En wanneer onze larven
dan uitkomen, eten zij alle bladluizen
op, want je moet weten dat er niets is,
waarvan zij zooveel houden als juist van
bladluizen.
En het kleine onzelieveheersbeestje
hield zijn woord, 's Avonds zaten een
groot aantal onzelieveheersbeestjes
onder de rozenbladeren verborgen en
eenige dagen later zag men hun larven
met gele en zwarte plekken rondkrui
pen en bladluizen opeten. Na verloop
van een paar weken was de rozenstruik
volmaakt schoon, en was er geen blad
luis meer te zien en nu kon de struik
in vrede nieuwe bladeren en bloemen
krijgen.
Maar de onzelieveheersbeestjeslarven
kropen in den grond, verpopten zich en
werden weldra volwassen onzelieve
heersbeestjes.
Als zorgzaam meisje haalt Wiesje
de luizen van de roos. Uiteraard blijft er
een achter, die voor een flink nage
slacht zorgt. Die kunnen hun gang
Lieveheersbesstje (Anna Almekinders
In een eerder Duumpje heeft een verhaaltje gestaan dat deels ontleend
was aan: "De Glazenmaker en andere dierenvertellingen", een uitgave
van The Quaker Oats Company. Door havermout te kopen kon voor de
boekjes worden gespaard. Deze verhaaltjes waren bedoeld voor kinderen
met voor de ouders een meer wetenschappelijke inleiding.
Hoe het Onzelieveheersbeestje
Wiesjes rozenstruik redde.
[uit: De Glazenmaker en andere dieren
vertellingen]
EN ANDERE DIERENVERTELLINGEN
Quaker Premie
gaan, want Wiesje is uit logeren.
Dan komen de mieren "bladluizen-
honing" eten; nemen zelfs luizen
mee naar het mierennest om daar de
"honing" af te tappen. Toen Wiesje
terugkwam van het logeerpartijtje zag
ze dat de roos er erbarmelijk bijstond.
Wiesje schreide tranen met tuiten,
zulk een teleurstelling had zij nog nooit
beleefd. Maar opeens was er een stem
metje, dat tegen haar zei: "Houd maar
op met huilen, ik zal je wel helpen".
Wiesje droogde haar oogen en keek
naar haar schoenen, waar het stem
metje vandaan scheen te komen. Daar
zat een allerliefst onzelieveheersbeestje,
dat haar had aangesproken.
"Ja, maar jij kunt toch geen bladluizen
vangen?"zei Wiesje tegen het onzelie
veheersbeestje.
"Ja heusch," antwoordde dat. "Over een
uur komen er een stuk of vijftig onze
lieveheersbeestjes hier op jouw struik