Het gewaai heeft de wind mee Roger Blaakman Het is eind jaren zeventig van de vorige eeuw. Donkere rookpluimen zoeken, imponerend kringelend, hun weg naar de koude blauwe lucht welke boven de mooi geploegde akkers hangt. Het oude Belfort van Sluis probeert met zijn karakteristieke hoektorentjes door de zwarte rook heen te priemen. Dat lukt na twee dagen. Dan zijn alle groene staken, natte dunne takken en twijgen ver brand. Tussen de rij mooi geknotte bomen op de historische dijk is enkel nog een flinke schroeiplaats in het gras aan te treffen. Met resten van stro uit een baal en dieselolie. Ik kan het me goed herinneren. De takken brandden toen als een lier. Takkenhek Of horde (Roger Blaakman], particulieren hebben gelukkig steeds meer belangstelling voor deze staken. Zijn de takken te krom dan kunnen ze nog gebruikt worden in een omheining of erfafschei- ding. Ze worden dan, om en om, op elkaar gestapeld tussen stammen. Zo'n stevige omheining, in feite een houten wandje van liggende flinke takken, takkenhek of horde genaamd, gaat jaren mee. De overige takken en twijgen stapelen we op elkaar. Of ze worden ineen gevlochten. Bijeengehouden door stevig in de grond geplaatste dikke boomstammetjes. De hoogte van zo'n stapel takken, takkenril of houtril genoemd, is ca. 150 cm. Het voordeel van een houtril is dat hij "bijgevuld" kan worden. Door veroudering en rotting zakt Takkenril of houtril in aanbouw (Roger Blaakman], Takkenril Of houtril in (Roger Blaakman], In een oud Duumpje, 2e jaargang nr. 2 maart/april 1976 lees ik op blz. 22 in het "Verslag knotbomen aktie": "In het eerste seizoen werd al het hout verbrand". En inderdaad, zo zijn we begonnen. We, de vrijwilligers van de knotwerkgroep van Natuurbeschermingvereniging 't Duumpje. Niemand wilde toen de overblijfselen van het knotten hebben. De zware takken, toen zo dik als stammen, wel. Die werden netjes gekort en afgevoerd naar spaanplaatfabrie- ken. Dethon heeft later de fijne takken en twijgen nog versnipperd voor een camping houder. Om paden te verharden. Maar dit duurde niet lang. Het is nu winterseizoen. De knotbomen, populieren en wilgen, worden weer van hun gewaai ontdaan. Gelukkig gaan we nu wat milieuvriendelijker en economischer om met de resten die na het knotten overblijven. Hoewel, er wordt nog wél gestookt. De erg dikke en zware takken, in de wandelgangen brandhout genoemd, gaan nu naar de knot- ters of andere liefhebbers met een open haard of allesbrander. Je weet wel, dat zijn die mannen die onder de koffie even laten weten hoe weinig aardgas ze verbruiken. Bij hun thuis zie je mooi en met zorg getaste houtblokken in klampen liggen. Vaak onder fraaie afdakjes. Wat dan nog overblijft zijn de dunnere tak ken en twijgen. Er daar kunnen we hele leuke en, zoals blijkt, nuttige bestemmin gen voor vinden. De dunne rechte takken worden vaak gebruikt als staken. Dit zijn de nieuwe knotbomen in wording. Ook

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2010 | | pagina 14