A 11 Gewoon wintermos op de begraafplaats in Cadzand. Het dwergmos met zijn piepkleine sporenkapseltjes valt alleen op doorzijn grote aantallen (Luciën Calle). veel mossen 'teruggekeerd'. Maar, nog afge zien van het feit dat een dood mos niet kan terugkeren, schuilt er een addertje onder het gras: de S02-uitstoot is afgenomen, maar de stikstofuitstoot is toegenomen. Men spreekt van mossen-'herstel', maar de plaats van de vroegere soorten wordt vaak ingenomen door andere mossen, meestal stikstofmin naars. Het enthousiasme over zeldzame soorten die 'zelfs midden in de stad langs drukke wegen' groeien is wat getemperd: het zijn stikstofminnaars die op deze voedselrijke plaatsen juist afkomen en elders zwakkere soorten verdringen. Het gevolg is dat ook onder mossen 'verruiging' optreedt: de brandnetels onder de mossen rukken op. Mossen reageren snel op klimaatverande ringen. Zuidelijke soorten schuiven op naar het noorden, westelijke (Atlantische) soorten naar het oosten. Vooral de tegenwoordige zachte en vochtige winters zijn gunstig. Mos sen zijn de amfibieën onder de planten: ze leven op het land, maar voor hun voortplan ting hebben ze water nodig, dus vindt die in ons land 's winters plaats. De zomers, voor zover ze niet al te extreem droog zijn, zijn van wat minder belang. In Nederland komen ongeveer zeshonderd mossoorten voor. Ongeveer de helft daarvan is zeldzaam en min of meer bedreigd. Een gedeelte hiervan zul je in je leven zelden of nooit tegenkomen. In de stadstaat Neder land vormt, naast de genoemde 'vermesting', biotoopvernietiging ook voor mossen de grootste bedreiging. Mossen in Zeeland Zeeland is geen uitgesproken mosrijke provincie. De bodem is vruchtbaar, wordt tot de laatste millimeter benut en mossen stellen die voedselrijkdom bovendien niet zo op prijs. Zeeuws-Vlaanderen heeft door de af wisseling in grondsoorten een afwisselende mosflora in vergelijking tot de eilanden. Het aantal kleibewoners onder de mossen is betrekkelijk klein. Maar extreme milieus ken nen extreme soorten en ook klei kent haar specialiteiten. Sommige kleibewoners blijken hun hoofdverspreidingsgebied te hebben in Zeeland en het Zuid-Hollandse kleigebied. Daaronder zijn de rode lijstsoorten gesloten kleimos (Tortulaprotobryoides) en gewoon wintermos (Microbryum davallianum), het zeldzame klein snavelmos (Oxyrrhynchium pumilum) en het 'vrij zeldzame' gewoon aloëmos (Aloina aloides). Struikmos (Thamno- bryum alopecurum), zeldzaam in de rest van Nederland, is in Zeeland algemeen in bossen op klei. Er zijn opvallend veel winteran- nuellen (planten die ontkiemen in herfst of winter) onder de kleibewoners en gesloten kleimos is daarvan al een voorbeeld. Voor een mossenplukker is Zeeland 's winters dan ook tweemaal zo interessant als 's zomers. Mossen zijn (anders dan de doorsnee-tuinier denkt) buitengewoon concurrentiezwak, ze groeien alleen op plaatsen waar niets anders kan groeien. Op klei is dat alleen in pionier situaties, variërend van een enkel trapgat in een weiland tot volledig afgeplagde gebieden. Op de intensiever gebruikte delen van begraafplaatsen heerst een permanente pioniersituatie. Begraafplaatsen bieden, als het beheer er niet al te giftig is, vaak een aardige samenvatting van de kleimosflora in de omgeving. Op steen hebben mossen (met algen en korstmossen) vrijwel het rijk alleen. Steen is overal, maar vooral natuurlijk in steden en dorpen, die dan ook bijna altijd mos- en soor tenrijk zijn. Onder die soorten bevinden zich opmerkelijk veel zeldzame en rode lijstsoor ten. Oude dorpskernen zijn meestal rijk aan steenbewonende mossen. Twee landelijke zeldzaamheden als voegenmos (Gyroweisia tenuis) en steentjesmos (Leptobarbula berica) zijn op veel Zeeuwse dorpskerken te vinden. Het zijn zuidelijke soorten die het in het zachte, vochtige Zeeland goed doen. Dat geldt ook voor halvemaantjesmos (Lunularia cruciata), een wat zeldzamer dubbelganger van het bekende parapluutjesmos (Marchan- tiapolymorpha), maar met bovenop halve maanvormige 'versieringen' in plaats van ronde bekertjes. Het groeit vaak zowel op de voet van de kerkmuur, op het klinkerpad als tussen de struiken. Een van de twee uit Zeeland bekende kalkvedermossen (Fissidens gracilifolius) groeit op de NH-kerk in IJzen- dijke. Rond de kerk is meestal méér oude steen te vinden: de pomp, gedenktekens, grafstenen. Vooral bestratingen met oude IJsselsteentjes zijn bij mossen erg in trek. Struikmos met sporenkapsels bij Nieuwvliet (Bas de Maat).

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2013 | | pagina 14