1? Boompjesmos (Bas de Maat). Op begraafplaatsen zijn vaak aardige steenbewoners te vinden. Een karakte ristieke, algemene soort is de gesteelde haarmuts (Orthotrichum anomalumronde, bijna zwarte mosplukjes waaruit knaloranje kapsels steken. En voor wie van klimmen houdt: oudere grinddaken kunnen voor vreemde verrassingen zorgen. Het zijn, met hunebedden en zwerfstenen, onze enige zure gesteenten. Op twee grinddaken op de Braakmancamping groeien twee zeldzame soorten bisschopsmuts (Racomitrium) in haast onafzienbare hoeveelheden. Een grote groep mossen groeit alleen of bijna alleen op bomen. Twintig of dertig jaar ge leden was Nederland door zware vervuiling een 'epifytenwoestijn', dat wil zeggen dat alle boomstammen kaal waren en dat boombe- wonende mossen hier nauwelijks voorkwa men. Dat is gelukkig veranderd en 'epifyten' zijn nu het summum voor veel bryologen. Zeeland is niet erg boomrijk, maar Zeeuws- Vlaanderen steekt hier gemiddeld gunstig bij af. Het Bos van Erasmus is een van de eerste plaatsen in Nederland waar het piepkleine dwergwratjesmos (Cololejeunea minutissima) is gevonden. Sindsdien lijkt het zich hier flink te hebben uitgebreid. Niet alleen in uitge strekte bossen groeien trouwens epifyten, op iedere boom kunnen aardige mossen voorkomen, als hij maar wat beschut staat tegen wind en daarmee tegen uitdroging. De doorsnee-beplanting in steden en dorpen is meestal het afzoeken waard, het hoeven niet eens parken of plantsoenen te zijn. Op beschutte bomen op privé-erven kun je de meest onverwachte soorten tegenkomen. Op één enkel erf vonden we meer dan veer tig mossoorten, waaronder tien epifyten. Dan is er het zand: kalkrijk in de duinen en op veel andere plaatsen waar de zee niet te lang geleden vrij spel had, kalkarm in de strook langs de Belgische grens. Ze hebben allebei hun eigen mosflora. Op kalkarm zand is die nog wat rijker dan op kalkrijk zand. Ik kan dat erg waarderen en kom er graag, maar de Zeeuwse duinen en pleistocene gronden hebben de rest van Nederland op mossen- gebied betrekkelijk weinig te leren. Op de landelijke verspreidingskaart knallen diverse Zeeuwse klei- en steenbewoners eruit, maar de mosflora in de duinen en zandbossen wijkt weinig af van die elders. En ik houd nu eenmaal van wat minder druk begane paden, lees: de niet gecanoniseerde natuurgebie den. Aardige en zeldzame soorten groeien er genoeg op dat zand: duinkronkelbladmos (Tortellaflavovirens) bij Nieuwvliet-Bad, duinsnavelmos (Rhynchostegium megapoli- tanum) op diverse plaatsen in de duinen, boompjesmos (Climacium dendroides) bij onder meer Cadzand en Biervliet (Braakman). In het hele gebied rond de Braakman is door de snel wisselende grondsoorten ook de mosflora afwisselend. Op een kleine opper vlakte is van alles te vinden, van veenmossen tot kalkminnaars. Ik heb voor de gelegenheid het aantal Zeeuwse mossoorten eens uitgerekend. Dat blijken er 223 te zijn. (Stand 29-12-2012.) Ruim één op de drie Nederlandse soorten komt dus voor in de provincie Zeeland. Dat is, als je even op de kaart kijkt, nogal opmerkelijk. Ruim 180 hiervan komen voor in Zeeuws- Vlaanderen. Dit zijn, let wel, alleen mijn eigen waarnemingen, het werkelijke aantal ligt in beide gevallen nog iets hoger. En als u mij naar mijn voorkeur vraagt? Ik denk: Zuid-Beveland voor de steenbewoners (de oude dorpen!), Zeeuws-Vlaanderen als geheel voor de bodembewoners (vanwege de afwisseling), de bossen op de zandstrook langs de grens voor de epifyten. Niets veran derlijker trouwens dan een mens, tenzij een bryoloog. Meer weten over mossen Wie iets meer wil weten over mossen, moet eens kijken op www.blwg.nl, de webstek van de Bryologische en Lichenologische Werkgroep. (De lichenologen zijn de korst- moskundigen.) Mossenstudie heeft de naam moeilijk te zijn, maar mensen die zich met zo wel mossen als paddenstoelen bezighouden, hebben mij verzekerd dat de problemen met paddenstoelen vele malen groter zijn dan die met mossen. Dat mossenplukkers krom lo pen, komt niet door de zorgen, maar doordat ze gebogen gaan onder het gewicht van hun loep. Overigens: niemand dwingt niemand om tot de bodem te gaan. De vormenrijkdom van de plantjes is ongelooflijk, maar vaak pas zichtbaar onder een loep. Mossen groeien bijna overal, je hoeft er nooit ver voor te lopen en de meeste zijn er het hele jaar. Het artikel eind jaren tachtig had gelijk. Het boek is inmiddels stukgedetermineerd en sinds jaren ontoonbaar.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2013 | | pagina 15