Kleine rovers Mi 10 Begin dit jaar sprak Danny Bauwens tijdens de jaarvergadering van de werk groep kleine zoogdieren uitgebreid over 'kleine rovers.' Samen met de redactie is het geheel bewerkt tot dit overzichtsartikel. De naam van de presentatie was goed gekozen, maar kan u gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Er bestaat namelijk geen familie 'kleine rovers,' maar het zijn diersoorten die we in de streek kunnen tegenkomen maar zelden te zien krijgen. En als we er dan een te zien krijgen, is het schepsel(tje) meestal verdwenen voordat we het goed hebben kunnen bekijken. Werkgroeplid Marjolein van Viegen had een flink aantal opgezette dieren meegenomen en toen ze naast elkaar stonden, werden de verschillen een stuk duidelijker. Om u een handje te helpen bij zo'n onver wachte ontmoeting in het veld, zullen we een aantal diersoorten hieronder de revue laten passeren. De vos We beginnen even met de bekendste, de vos. Een soort waarover al vele tientallen jaren een felle discussie wordt gevoerd, de jacht erop is enkele jaren geleden verboden en jagers zien het zo'n beetje als hun erfvij and. Als er in het verleden ergens een vos gezien was, rukte de hele mobiele brigade uit om de indringer te 'verjagen'. Dat deze soort zoveel ergernis veroorzaakte vond, zoals een oude boer me vertelde, ook een oorzaak in het feit dat het 'een moor denaar' is. Voor een roofdier dat ergens een graantje meepikt om in leven te blijven, heeft iedereen wel enig begrip. Bij een vos die in een kippenhok alle kip pen de strot afbijt, ligt de acceptatie wat moeilijker. De laatste jaren is het aantal vossen fors toegenomen. De jager heeft het onderspit moeten delven tegen de natuur. Vanuit zuidelijker oorden komen er zoveel bin nen, dat in toom houden niet meer lukt. En in toom proberen te houden had in het verleden ook maar een beperkt effect. Naarmate er meer voedsel voor de vos is, werpt moeder vos meer jongen. Als er vos sen afgeschoten worden, is er meer voedsel te verdelen, dus worden de volgende cyclus meer jongen geworpen. Of er immigreert een oudere vos vanuit een voedselarmer gebied. De toename van het aantal vossen is ook gunstig om allerlei andere uitwassen het hoofd te bieden. Zonder de vos zou de hui dige ganzenoverlast waarschijnlijk een stuk groter zijn. De natuurliefhebbers zien het dan ook als een uitermate nuttig dier. Voor de bewoners van het buitengebied die zo klagen over deze rover is er een simpele remedie. Als je gewoon alles netjes afsluit, heb je weinig last. Veel bewoners in het buitengebied wonen temidden van een dierentuin met vrije in- en uitloop. Dat vraagt dan om moeilijkheden. De wolf Eenzelfde discussie laaide vorige maand op over de wolf. We laten even in het midden of de aangetroffen dode wolf bij Luttelgeest daar ter plaatse rondgehup peld heeft, dan wel bij wijze van grap dood neergelegd is. Feit blijft dat de wolf vanuit Polen met het jaar westelijker opduikt en via oostelijk Duitsland al een eind richting duits-nederlandse grens oprukt. Omdat de wolf geen hoge aaibaarheid heeft, is al een politicus opgestaan die voorstelt de wolf af te schieten. Het 'kleinere' werk Velen kennen de namen: fret, wezel, her melijn, bunzing, marter, muushondje etc. maar je ziet ze zelden. En als je ineens zo'n kleintje voorbij ziet flitsen, is het moeilijk er direct een naam op te plakken. Toen redacteur Frans Buijze vorig jaar een verkeersslachtoffer aantrof (zie artikel Thea of Theo - duumpje lente 2012) en we Wolf (Arch op Internet gingen zoeken, kwamen we er niet uit. Een hermelijn is 20 tot 35 cm, een bunzing 22 tot 38. Vrouwtjes zijn weer groter dan mannetjes, dus zoek het maar uit. Maar het was dus een bunzing, vertelde dierenpreparateur Marjolein van Viegen van de Cathelinehof die het diertje prachtig opgezet heeft. De bunzing Een bunzing is in 2012 slechts 1 maal waar genomen en wel in Klein Brabant door Awie de Zwart. (2011 -3 stuks). Hij is aanzienlijk groter dan een hermelijn, komt in heel Europa voor behalve Ierland Engeland en Noord-Scandinavië. Op zijn gezicht heeft de bunzing een kenmerkend 'boevenmasker', zijn lichaam is donker, ook op zijn buik. De bunzing heeft geen lichtgekleurde keel. De ondervacht van de bunzing is veel lichter van kleur dan de dek- haren. Dat is vooral goed te zien als het dier zijn lichaam buigt: de 'buitenbocht' is dan duidelijk lichter dan de 'binnenbocht'. De bunzing is een goede zwemmer, een matige klimmer en jaagt vooral op de grond op konijnen, muskusratten, muizen en kikkers. Hij is hoofdzakelijk actief tijdens schemering en 's nachts.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2013 | | pagina 10