Een oud vermoeden bevestigd: h 12 Het Wit muizenoortje, Auriculinella bidentata, (Montagu, 1808) levend in het Zwin (Cadzand-Bad, Nederland). Onze zuiderburen Emmanuel Dumoulin Alfred Anthierens houden zich bezig met onderzoek naar o.a. slakken en we zijn verheugd dat ze in hun onderzoek ook het Nederlandse deel van Het Zwin betrekken. Inleiding In 2012 startten Franky Bauwens en Domi- nique Verbeke het project Slakken Inven tarisatie in de Duinen (Slak-in-Du) met als hoofddoel de aanwezigheid van landslak ken in de Belgische kustduinen opnieuw grondig in kaartte brengen maar tevens de mollusken uit de aan de kust aanwezige zoet- en brakwaterbiotopen in het onder zoek te betrekken. Een nevenactiviteit van de aanvankelijke opzet is dat ook enkele als waardevol geachte, meer in het hinterland van de kustvlakte gelegen zoete tot licht zilte oligohaliene (zoutgehalte tussen -0,5 en -5 %o) watergebiedjes op schelpdieren bemonsterd worden. Dit alles gebeurt onder de koepel van de Werkgroep Land en Zoetwatermollusken "Succinea" van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Con- chyliologie. Het merendeel van de deelne mers aan "Slak-in-Du" maken eveneens deel uit van De Strandwerkgroep. Een geslaagd "peer-to-peer" samenwerkingsverband. Het aardige van het project, voor wat ons betreft, is dat zij de impuls gaf voor een her nieuwde belangstelling voor de slakjes van het schor en mollusken uit het brakwater. Sinds de jaren 1980 (Dumoulin 1990) is hier aan langs onze kust, afgezien van enkele waarnemingen (o.a. Dumoulin 2012), geen gericht onderzoek meer uitgevoerd. Gewoon muizenoortje 1Emma nuel Dumoulin). 4 T Ir w Tijdens de Slak-in-Du-excursie naar de Zwinvlakte en aanpalende zeereepduinen op 29 september 2013 (zie hiervoor o.a. Duumpje herfst 2014) werd terug uitge keken naar op 't schor levende slakjes. Naast het gewoon muizenoortje Myosotella myosotis en het Gray's kustslakje Assiminea grayana werd tevens 1 leeg huisje van een juveniel wit muizenoortje Auriculinella bidentata tussen plantenresten in een vloedlijn van springtij gevonden (col. Ward Langeraert). Oude waarnemingen (Adam 1947,1960) en vondsten uit de jaren 1980 van deze soort in Het Zwin (Dumoulin 1990) betreffen telkens dood materiaal. Voor wat deze laatste locatie aangaat, diende zich de destijds al gestelde vraag opnieuw aan: waar leven die slakjes daar, of zijn zij slechts overblijfselen van een teloorgegane vroegere populatie? Aangemoedigd door het Slak-in-Du-onderzoek besloten wij deze kwestie opnieuw onder de loep te nemen. Het habitat Gegeven de beschrijvingen van het habitat van het wit muizenoortje in Zeeland door Metz et al. (1960) en Den Hartog (1962) als ook de enkele gelegenheden die wij in de loop van de jaren hadden om er ter plaatse ook kennis van te nemen, leverde ons het juiste zoekbeeld om de soort op te sporen. Onder stenen rustend op een zandig-slib- substraat op beschutte plaatsen in de zone van gemiddeld hoogtij is hun leefgebied. Omdat muizenoortjes longslakken (Pul- monata) zijn, worden stenen die te diep in de bodem verankerd liggen, waardoor er geen "verluchting" onder mogelijk is, niet door ze bewoond. In kustgebieden waar de getijdenzone bestaat uit rotsformaties, wordt het wit muizenoortje aangetroffen in rotsspleten in het hoog mediolitoraal tot su- pralitoraal. Zij maakt hier deel uit van de zo genaamde "crevice fauna" (Glynne-Williams Hobart 1952, Morton 1954). De slakjes zijn verder ook gekend van keienstranden waar ze hoog in het bovenste litoraal leven onder gestabiliseerde grote "rolstenen" (de Frias Martins 1980, 2001, Little et al. 1989, Rolan Templado 2000; pers. waarn. Site du Loc'h/Quillien, Rade de Brest, Bretagne 29/4/1998). Naast de al genoemde nood zakelijke "aeratie" en een vrij rustig milieu met voldoende beschutting tegen golfslag, zijn een gehandhaafde vochtigheidsgraad en de nodige aanvoer van planten- en/of wierresten en slibdeeltjes telkens vereisten waaraan een locatie moet voldoen opdat de soort er levensvatbaar kan zijn. In het veld Op basis van bovenvermelde habitatbe schrijvingen, onze grondige terreinken nis van de zwinvlakte alsook een al jaren sluimerend vermoeden werd besloten om op 17 september 2014 aan de Nederlandse zijde van het gebied een gerichte prospec tie te ondernemen. Vanaf de zeereepduinen zo'n 630 meter landinwaarts op de rechter oever van de zwinmonding liggen enkele oude brokken betonsteen waarvan we de onderzijde wouden controleren. Het betreft een twintigtal stenen van verschillende grootte en één lange vrij brede betonpaal. Zij liggen er in de overgangszone tussen hoog-sliken het laag-schor, juist boven het niveau van gemiddeld hoog tij. Bij springtij of stormvloed wordt de gehele omgeving echter volledig overspoeld. Het

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2015 | | pagina 12