gebied als de Veerhoek, doch in 1585
overstroomd, naderhand drooggelegd en
Henricuspolder genoemd. Dit gebied had
dezelfde vorm als de Veerhoek zodat het
een gelijkzijdige driehoek vormde met de
hoogtelijn in het midden als de haven. De
ontwatering vond in beide gedeelten plaats
richting haven, die al in de 8e eeuw n. Chr.
genoemd werd als Fluvius Maris: zeerivier.
Rivier is wellicht een groot woord: de oude
lee|2) die in de haven ter hoogte van de Ou-
destad uitmondde, is naar alle waarschijn
lijkheid een door mensenhanden gegraven
waterloop dwars door 2 kreekruggen heen
om het grote laaggelegen gebied ten zui
den ervan te ontwateren.
Overal langs de westkust van het oude
ambacht Oostburg zien we ontwaterings
geultjes tussen de kreekruggen b.v. aan de
Marolleput en even verderop tussen twee
kreekruggen waarop de Ringdijk ligt en de
rug met de Barendijk ter hoogte van het
oude Hernesse'31.
Oostburg
Dankzij de haven ontwikkelde Oostburg
zich als handelsstad. Langs de zuiddijk van
de haven ter hoogte van het kerkhof ligt
het land bezaaid met vuursteenknollen uit
het Krijt, waarschijnlijk afkomstig van de
Noordfranse kust of uit Engeland. Ook in de
haven van de Marollleput kunnen we deze
ballaststenen vinden. Deze ballast hield de
scheepjes bestuurbaar wanneer ze voeren
zonder lading.
Langs de 2 havendijken ontwikkelden
zich gaandeweg industriële activiteiten.
Zo wordt in oude geschriften melding
gemaakt van een zoutkeet achter de Noord-
dijk. Met behulp van boringen hebben we
zeewaterbassins kunnen aantonen. In een
coupure in de havendijk heeft waarschijnlijk
de inlaatsluis gezeten, doch daar is nog
geen zekerheid over verkregen.
Deze bassins moeten nog tot de inundatie
van 1585 als zodanig dienst gedaan heb
ben, want een overloopgeultje vanaf de
bassins tot aan een uitloper van De Reep is
nog steeds als een langwerpige depressie
te volgen in het bouwland.
Een zoutkeet produceerde zout door het
gedroogde veen te verbranden, waarna een
mengsel van zout en as overbleef.
Dit mengsel (zelas genaamd) werd verder
geraffineerd mede door toevoeging van
ingedampt zeewater.
Het afvalproduct (de zelas, zie foto blz. 11)
is in de omgeving tijdens de aanleg van de
rondweg veelvuldig gevonden: een zwart
plakkerig goedje met soms rood-oranje
vlekken, die waarschijnlijk veroorzaakt
werden door een biochemisch proces in de
bodem.
Gezien de grote hoeveelheid veenputten
in de omgeving van de Haven wijst dit op
een grote behoefte aan energie. Ook een
aantal gevonden steenovens zowel aan
de noordzijde van de haven als aan de
zuidzijde vergden brandstof. De vraag is
alleen of deze gestookt werden met turf of
met hout en draaiden zij misschien alleen 's
winters vanwege de beschikbare arbeids
krachten. De steenovens konden zowel de
bovenliggende zware kalkloze klei als het
veen gebruiken voor hun productie. Aan de
Noorddijk van de haven is ook sprake van
een tegelerie.'41
Izak Ova e.a. geven op hun agro-geologi-
sche kaart uit de jaren '50 exact de plaatsen
aan waar gemoerneerd is geweest. Deze
studie vormde ook een leidraad voor het
Waterbeheersingsplan van Het Vrije van
Sluis. Deze kaart is zeer gedetailleerd wat
betreft de klei- en zandlagen boven het
veen.
In hun studie omlijnen ze 8 veenputten in
de Veerhoekpolder. Gottschalk meldt in
haar studie over W.Z. Vlaanderen ook 8 per
celen die ontveend zijn. Eveneens meldt zij
aan de noordkant van de haven, dus in de
huidige Henricuspolder, ook 8 ontveende
percelen. Dit is de grootste concentratie
ontveende percelen in de Oude Yevene.®
Conclusie
Het is duidelijk dat Oostburg en met name
het industrieel complex aan de haven al
vroeg in de late Middeleeuwen tot ontwik
keling is gekomen, waarvan de 3 veenput
ten in het agrarisch beschermd gebied de
allerlaatste 3 stille getuigen zijn.
Deze archeologische sites verdienen be
scherming en 't Duumpje heeft de intentie
om haar medewerking te geven aan de
nieuwe eigenaar om te komen tot een
betere bescherming en zich bovendien in
te spannen voor een mogelijk financiële
ondersteuning voor het toekomstig beheer,
door wie dan ook.
Literatuur:
M.K.E. Gottschalk Historische geografie van
westelijk Zeeuws-Vlaanderen. Deel 2: Van het
begin der 15e eeuw tot de inundaties tijdens
de tachtigjarige oorlog, Assen: Van Gorcum,
1958.
I. Ovaa e.a. De bodemgesteldheid van weste
lijk Zeeuws-Vlaanderen, Rapport no. 455 van
Stiboka (Stichting voor bodemkartering)
1957.
Noten:
1) Overigens vonden we in die tijd in de
sloot langs de Veerhoekdijk tijdens
werkzaamheden broden gestoken veen,
waarschijnlijk restanten van de droog
plaats.
2) Een lee is een gegraven waterloop, in
tegenstelling tot bijv. de Aardenburgse
Ee.
3) He(e)rnesse, (ook Heinesse, Heilnesse)
moet gelegen hebben ergens waar de
parochies St. Baafs - Oostburg, St. Eligius
en Nieuwerkerke aan elkaar grensden.
4) Voor de productie van de te bakken
producten was soms ook zand nodig,
dat gemengd werd door de klei. Dit zand
werd gedolven uit de kreekrug. (Zie foto)
5) OudeYevene: 'Oude Hevine' (later Oude
Yevene of Oude Yeve): oudste aanwijzing
van een waterschap in dit gebied.
Houten onderdelen van schepen, naderhand gebruikt als havenbeschoeiing collectie Jan de Zwart),