Overwinterende Velduilen Johnny du Burck is voor ons geen onbekende en dit artikel besteedt hij aan dacht aan een soort die in dit blad nog weinig in de belangstelling heeft ge- staand: de Velduil (Asio flammeus). De foto's zijn ook van zijn hand. De Nederlandse naam van deze soort geeft aan dat de Velduil in open terrein leeft. Door voortschrijdende vernietiging en ontginning van vochtige gebieden zijn de West- en Midden-Europese populaties van de Velduil de afgelopen decennia drastisch achteruitgegaan. Ook in Rusland, waar een groot deel van de hier overwinterende vogels vandaan komt, is een sterke achter uitgang vastgesteld. Daarom behoort deze uilensoort in West-en Midden-Europa tot de meest zeldzame broedvogels en is hij als doortrekker en wintergast veel zeldzamer geworden dan voorheen. De Velduil lijkt op de Ransuil, maar heeft zeer korte, nauwelijks herkenbare oorplui- men. Ze zijn 34 - 42 cm groot, hebben een spanwijdte van 96-107 cm en het mannetje weegt 300 - 430 gram; het vrouwtje 350 - 500 gram. 8 Januari jl. reed mijn vriendin Eveline naar haar werk en stopte even om naar een jagende Blauwe kiekendief te kijken. Terwijl de Kiekendief over een stukje akker rand jaagde, schoot er een uil naar boven en verjaagde de kiekendief. Eveline zag meteen dat het een Velduil was. Na werk en avondeten zijn we in de schemer samen naar de bewuste plaats gereden en tot onze verbazing zagen we 4 Velduilen jagen. We zijn deze vogels gaan observeren en bijna iedere avond hebben we aan het per ceel gestaan. En ook 's morgens reden we vaak nog eens langs om te controleren waar ze zich ophielden en wat ze deden. Na heel wat uren bij de Velduilen doorge bracht te hebben, ontdekten we de roest- plaats. De vier uilen sliepen namelijk steeds op enkele meters afstand van elkaar. Dit is typisch gedrag voor deze soort, aangezien zij als nomaden via grote omzwervingen plaatsen met grote aantallen veldmuizen opzoeken. Hierbij profiteren ze van groeps vorming, zodat het tijdens de trek en in de overwinteringsgebieden geen zeldzaam heid is om meer vogels bij elkaar aan te tref fen op gemeenschappelijke roestplaatsen. 'Onze' roestplaats bevond zich in een erg muizenrijk gebied, lag in een akkerrand en aangezien we goede contacten onderhouden met de akkerbouwer, konden we in samen werking met hem en Alex Wieland, voorko men dat de akkerrand gemaaid zou worden. Zo bleef de roestplaats behouden totdat de Velduilen naar de broedgebieden vertrokken waren en alsnog gemaaid kon worden. Maandenlang hebben we kunnen zien hoe deze vogels zich gedroegen. Bij regenachti ge dagen en bij veel wind werd niet gejaagd, maar als het de dag erop droog en zonnig was, begonnen ze al vroeg in de avond, in de schemer te vliegen. Hun rustige vleugelslag en langzame, fladderende vlucht deed ons vaak aan een vlinder denken! 16

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 2016 | | pagina 16